Als hier ook maar iets van in de media komt, hangen jullie allemaal!

KRO Reporter Radio: “Er gaat eigenlijk van alles door je heen. Met welke mensen zitten we in de heli? Hoe komen we hier uit? Overleven we dit?” Het zijn vragen waar adjudant Pascal Jonker nog steeds zwetend van wakker schrikt, terwijl het drama zich al bijna tien jaar geleden afspeelde.

Door: Wil van der Schans, KRO Reporter Radio; Bron foto:  ‘Collectie Nederlands Instituut voor Militaire Historie’ 

10 december 2009. De Cougar-helikopter van de Koninklijke Luchtmacht brengt Jonker samen met negen andere passagiers van Kamp Holland naar Kandahar, iets meer dan een half uur vliegen.

“Het was een doodnormale vlucht, tot het moment dat we beschoten werden. We hebben de inslagen gehoord, daarna voelen we de staart wegslaan en op dat moment weet je dat je getroffen bent. De olie drupte op de passagiers. Ik zat met mijn schouder tegen de rugkant van de piloot. Dan zie je dingen gebeuren die niet normaal zijn; de gezagvoerder die zijn handboek pakt, kerstboom-achtige taferelen op het paneel, en een piloot die druk is met aan de pedalen te trekken. Ik dacht: dit was het.”

Uiteindelijk slaagt de piloot er in de heli neer te zetten op een forward operation base van de Amerikanen. De laatste meters valt de helikopter uit de lucht. Wonder boven wonder vallen er geen slachtoffers. Daarna vliegen de passagiers door naar Kandahar. Daar wacht hen een onaangename verrassing. Twee veiligheidsmensen van de luchtmacht nemen de passagiers mee en instrueren hen: de noodlanding was een voorzorgsmaatregel, er was geen sprake van een beschieting. “Als hier ook maar iets van in de media komt, hangen jullie allemaal!”

 

PTSS

Pascal verzwijgt het incident, ook thuis. Maar de helikopter komt terug, in Pascals nachtmerries. En die worden soms realiteit. Tijdens een avondje stappen valt hij een lompe automobilist aan: “Ik zie twee remlichten, en het volgende dat ik me herinner is dat ik de bestuurder bij zijn strot had en de bijrijder uit de auto had geslagen. Alles wat bedreigend overkomt, sla je neer, in een waas. Je handelt naar gevechtssituaties.” Ook Pascals gezinssituatie staat onder druk. In 2012 zet hij zijn vrouw het huis uit. Ze begreep hem toch niet, redeneerde hij toen.

Bij de psycholoog wordt duidelijk wat Pascal mankeert: hij heeft PTSS, opgelopen door het heli-incident.

We maken een sprong in de tijd: zes jaar later (2015) ziet Pascal de helikopterpiloot ineens over de traumatische vlucht praten in het televisieprogramma Pauw. Terwijl hijzelf al die jaren zijn mond moest houden. In een oogwenk is hij terug op het moment van het incident. “Je zit weer in de heli. Zwetend, trillend.”

 

Vermiste voicedatarecorder

Pascal gaat op zoek naar antwoorden: hij komt in contact met een medepassagier. Die wil haar zorgkosten die ze heeft gemaakt als gevolg van het helikopterongeluk vergoed krijgen van Defensie, maar ze vindt nergens gehoor. Het is alsof het nooit gebeurd is. “We kregen geen passagierslijst, geen excuus, helemaal niets.”

Wat er wel was, was de bandopname die bij Pauw in de uitzending te horen was geweest. Maar Defensie beweert dat de bandopname privébezit is van de helikopterpiloot. Pascal neemt raadsman Ferre van de Nadort in de arm: die zet grote vraagtekens bij het verhaal van Defensie. Van de Nadort vraagt alle gegevens van de vlucht op met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur, en gaat op zoek naar de andere passagiers. Hij vindt ze allemaal. Vijf van hen kampen met PTSS.

 

Gebrekkig onderzoeksrapport

En dan wordt het intrigerend. Het ongevallenrapport, opgesteld door een team van de krijgsmacht dat het incident onderzoekt, roept alleen nog maar meer vragen op. Er staat wel in dat de heli is beschoten, maar ook dat hij nagenoeg de hele vlucht op veilige hoogte heeft gevlogen. Raadsman Van de Nadort: “Gegevens zijn zoek, het rapport klopt niet, het ongeluk wordt verzwegen, er is geheimhouding opgelegd. Er zijn zoveel dingen onduidelijk in dit verhaal. Wat is er mis dat je zo met mensen omgaat?”

Reporter Radio legt het onderzoeksrapport voor aan drie deskundigen. De eerste is Matthijs Moorkamp van de Radboud Universiteit, gespecialiseerd in de veiligheidsproblematiek van missies van de Krijgsmacht. We vragen hem naar de cockpitvoicedatarecorder: “Die kan niet weg zijn. Die onderzoekende instantie moet in staat zijn te allen tijde het onderzoek te kunnen heropenen. Het lijkt me dat je dan ook die gegevens moet bewaren.”

In het rapport staat ook dat de voicedatarecorder ten tijde van het incident al enige tijd onbruikbaar is vanwege achterstallige reparaties. Luchtvaartdeskundige Benno Baksteen fileert dat argument: “De fabrikant ondersteunt dat type niet meer, maar dan zou je de voicerecorder die je op dat moment hebt nog moeten kunnen blijven gebruiken. En als je dat dus zelf niet bijhoudt vind ik dat wel duiden op een wat gemakkelijke cultuur van omgaan met dat soort dingen.”

 

Srebrenica

“Defensie heeft er soms geen belang bij dat die dingen er zijn,” zegt defensiespecialist Ko Colijn van Instituut Clingendael. Hij heeft geen goed woord over voor de gang van zaken rond de voicedatarecorder: “Ik krijg een hele nare associatie met de fotorolletjes van Srebrenica. Die ontbraken niet, maar Defensie had er geen belang bij die foto’s te laten rouleren. Dat is het slechts denkbare scenario.”

Ook de vlieghoogte vormt een probleem. In het rapport staat dat de vlucht tot aan de beschieting nagenoeg geheel boven de threatband gevlogen heeft. De threatband is een zone boven de 8000 voet waar de kans op beschieting het kleinste is. Maar adjudant Pascal Jonker en een aantal medepassagiers hebben gezien dat de heli tussen twee bergen door vloog, en niet er overheen. Dus hoe hoog vloog de heli eigenlijk? Het wordt niet duidelijk uit het rapport. Veiligheidsspecialist Matthijs Moorman: “Dat moeten we maar aannemen, maar die informatie ontbreekt in het rapport.”

Er blijven meer vragen over: er vloog op deze vlucht nog een Cougar-helikopter mee. Hoe zit het met de vluchtgegevens van deze helikopter? In het rapport is er niets over terug te vinden, terwijl de informatie van de voicedatarecorder en de bemanning meer helderheid had kunnen geven over tijd en plaats van inslag van de kogel.

 

Personeel in gevaar

Defensiespecialisten Ko Colijn en Matthijs Moorkamp, en luchtvaartdeskundige Benno Baksteen vinden dat de krijgsmacht niet in staat is te leren van dergelijke onderzoeken en dus ook niet vergelijkbare ongelukken in de toekomst te vermijden. En dat is alarmerend, want uit onderzoek van Reporter Radio blijkt dat de Tijdelijke Commissie Ongevallenonderzoek Defensie (TCOD) al in 2005 aan de minister schreef dat drie eerdere onderzoeken van de Koninklijke Luchtmacht ‘onvoldoende diepgang’ hadden.

Matthijs Moorman stelt dat Defensie met de gebrekkige onderzoeken de veiligheid van haar personeel op missie in gevaar brengt. Moorkamp: “Het TCOD-rapport stelt al vragen bij kwaliteit van het veiligheidsmanagementsysteem van de Luchtmacht. Terwijl we ook aan de hand van dit rapport zien dat er allerlei veiligheidstechnische problemen zijn bij zo’n missie en het opereren in zo’n omgeving. Als je soldaten interviewt – en dat hebben we systematisch gedaan – dan zie je dat dat voor de mensen in het veld hele grote problemen oplevert waar ze zich hele grote zorgen over maken. Daardoor hebben ze zich onveilig gevoeld. Tot op zekere hoogte brengt Defensie zijn eigen personeel in gevaar.”

Pascal Jonker vecht nog steeds voor erkenning. “Ik kan het nu handelen, maar heb terugvallen sinds ik er weer dagelijks mee bezig ben. Zwetend wakker worden, herbelevingen.” Pas dit jaar heeft Jonker een bijeenkomst gehad met Defensie. Het was geen succes. “Ze hielden vol dat we op veilige hoogte hebben gevlogen. Je komt niet verder.”

Eén lichtpuntje: Jonker is weer hertrouwd. Met zijn eigen vrouw.

Reactie Ministerie van Defensie: “Sinds 2005 heeft de onderzoekswereld binnen de Koninklijke Luchtmacht grote stappen gezet. Er is echter gewerkt met de toen voorgeschreven onderzoeksmethodiek. Inmiddels weten we bovendien dat het niet mogelijk is om één onderzoeksmethodiek voor alle voorvallen te gebruiken. Per situatie wordt gekeken naar de best passende onderzoeksmethodiek. De kritiek op de onderzoekswijze in 2004, zoals in 2005 verwoord door de TCOD is inmiddels achterhaald. Het voorvallenonderzoek is sindsdien doorlopend verbeterd.”

Gratis Defensie foto’s

Toch wel vreemd dat Defensie foto’s verkoopt die zijn gemaakt voor rekening van de belastingbetaler. Defensie vroeg 64 euro per foto die fotograaf Rinze Klein maakte in oorlogsgebied. Dat deed zij op een speciaal daarvoor ingerichte website. Tot voor kort, want nadat ik opheldering vroeg over deze gang van zaken en inzage in de boeken van deze website wilde, kunnen de foto’s nu door eenieder gratis worden gedownload. Toch blijft Defensie weigeren om Klein toestemming te geven om de foto’s voor zijn eigen portfolio te gebruiken. Een merkwaardige gang van zaken.

De foto is gemaakt door Rinze Klein. De ‘Collectie Nederlands Instituut voor Militaire Historie’ (Defensie) wil graag als bron vermeld worden.

Het begon met de zaak van Rinze Klein. Hij was combat-fotograaf en heeft voor Defensie veel foto’s gemaakt in oorlogsgebied. Klein heeft als gevolg van zijn werk een posttraumatische stress-stoornis (PTSS). Voor hem zijn de foto’s erg belangrijk en hij wil ze kunnen gebruiken voor zijn portfolio. Defensie was van mening dat zij de rechten op de foto´s had en weigerde toestemming te geven aan Klein.

Daarom verzocht Klein op 14 november 2017 om de foto’s op grond van de Wet hergebruik overheidsinformatie aan hem te verstrekken. Volgens deze wet kan informatie die door de overheid is geproduceerd door het publiek worden hergebruikt. Dus ook door Klein. Defensie wees het verzoek af, want de foto’s zouden niet openbaar zijn. Een vreemde reactie, want op de website van Defensie, de NIMH-beeldbank, heeft Defensie 1678 foto’s van Klein in de verkoop tegen een bedrag van 64 euro per foto. Dat maakt nieuwsgierig. Houdt Defensie er een lucratief winkeltje op na? Wil Defensie misschien geld van Klein hebben?

Klein heeft tegen het besluit bezwaar gemaakt, want Klein blijft van mening dat hij recht heeft op verstrekking van de foto’s. Hoewel Defensie de tijd lijkt te nemen om een besluit op het bezwaar van Klein te nemen, heeft het bezwaar er kennelijk wel toe geleid dat Defensie de foto’s op de NIHM-Beeldbank nu niet meer tegen betaling maar gratis aanbiedt. Iedereen kan de foto’s nu gratis downloaden, dus ook die van Klein.

 

En Klein?

Klein wordt na bijna een jaar leuren nog steeds door zijn (ex)werkgever aan het lijntje gehouden. Hoewel iedereen zijn foto’s nu mag gebruiken en gratis kan downloaden, heeft hij als maker nog altijd geen toestemming van Defensie gekregen om zijn foto´s voor zijn eigen portfolio te gebruiken.  Kom op Defensie: stel u nu eens op als goed werkgever, geef Klein de langverwachte toestemming en stuur hem de foto’s digitaal toe!

Een maatje te klein voor hulp van Defensie

Over twee cliënten morgen in NRC:

„Kutreservist. Wannabe. Eng mannetje. Mafkees.”

Zomaar een selectie uit de verwensingen die Jeroen, Sietse en Noud in 2011 in Afghanistan naar hun hoofd geslingerd kregen. Niet van vijandige Afghanen, maar van directe collega’s – Nederlandse beroepsmilitairen.

Ze vertrokken als trotse leden van de Groep Luchtmacht Reserve naar de internationale legerbasis in Kandahar. Gewone jongens waren ze, die hun reguliere baan combineerden met tijdelijk werk voor Defensie. De een was werkplanner, de ander monteur, de derde activiteitenbegeleider. Ze wisten dat ze er vooral waren om bij te springen. En daar zouden ze hun ziel en zaligheid in leggen. Minstens zo goed als de beroepsmilitairen wilden ze zijn. Want hoe vaak kregen ze nou zo’n kans?

Zeven jaar later zitten drie tot op het bot teleurgestelde mannen in de voormalige bestuurskamer van de ter ziele gegane voetbalvereniging RKJVV in Den Bosch. Na het faillissement is het sportcomplex omgedoopt in Veteranenontmoetingscentrum Ouwestomp, een thuis voor „geüniformeerden in de breedste zin van het woord”.

‘Rijksschietterrein. Het achtergelegen terrein is levensgevaarlijk’, staat op een bord bij de entree naar de afgedankte voetbalvelden. Her en der staan oude legervoertuigen, militaire parafernalia en paspoppen met uniformen. Aan de muren in de opgelapte kantine hangen schildjes met emblemen. Veteranen leggen een biljartje of kijken televisie.

„Er was in onze eenheid geen enkele kameraadschap tussen reservisten en beroeps. Er werd op ons neergekeken. En dat gebeurt nog steeds”, zegt Jeroen Stam. „Ik was bij terugkomst de eerste reservist die openlijk uitkwam voor zijn psychische problemen”, vult Noud aan. „Ik was dus ook de eerste die grote problemen ondervond met het zoeken van hulp.”

Zijn achternaam (bij de redactie bekend) noemt hij niet. „Ik moet nog zaken met Defensie afwikkelen,” zegt hij daarover. Hij is net aan komen rijden met de motor, vanuit België waar hij woont. Don’t Mess with Old Veterans, They Don’t just look Crazy, staat er op een sticker op zijn motorhelm, vanzelfsprekend een in camouflagekleuren.

Wachtlopers

De flexibele schil van de luchtmacht worden ze genoemd, de ruim vijfhonderd reservisten die als tijdelijke krachten bijspringen als de luchtmacht op oefening gaat, of als er te weinig bewakers zijn. Ze zijn het kleine broertje van de Nationale Reserve. Dat korps heeft een vergelijkbare taak bij de landmacht en telt zo’n drieduizend man.

De bijbaan is ‘vrijwillig, maar niet vrijblijvend’. Reservist ben je voor de eer, voor Nederland, voor het gevoel onderdeel te zijn van Defensie. En voor de dagvergoeding, die – mocht het tot een uitzending komen – wordt omgezet in een tijdelijk dienstverband. Daarna stromen de reservisten terug naar wat militairen ‘de burgermaatschappij’ noemen.

„We gaan snel trouwen en daarna moet je gaan”, zei de vriendin van Noud, toen duidelijk werd dat Defensie een beroep zou doen op reservisten voor de missie in Afghanistan. „Het is je lust en je leven, dat leger. Je loopt altijd de oefeningen af. Maar dit is het echte werk.” Ook de partner van Jeroen, die jaren beroepsmilitair was geweest, en die van Sietse Quarree stonden achter hun beslissing om naar de oorlog te vertrekken.

Na een week voorbereiding in Nederland reisden Jeroen en Noud in het najaar van 2011 naar Kandahar. Zij werden toegevoegd aan het verhuisteam, dat de verplaatsing van de Nederlandse missie naar Mazar-e-Sharif (achthonderd kilometer verderop) begeleidde. In dezelfde periode vloog ook Sietse naar ‘de zandbak’ – hij zou er drie maanden lang een buitenpost van Kandahar Airport bewaken.

Luchtalarm

De oorlog viel hun rauw op het dak, veel rauwer dan ze hadden verwacht. Het begon ermee dat het raketten regende in Kandahar. Jeroen: „We waren totaal niet voorbereid op die voortdurende beschietingen. Toen we aankwamen kregen we een briefing over de veiligheid. Het is ramadan, dus het zal de komende weken wel rustig zijn, kregen we te horen. En toen ging het luchtalarm af, net als alle dagen daarna.”

Het leek alsof hun collega-militairen de raketinslagen niet eens opmerkten. Noud, Sietse en Jeroen hadden alle handleidingen gelezen. Ze kenden de protocollen en hielden zich daar ook aan. Als het moest trokken ze hun scherfvest aan, iets wat de beroeps soms vergaten. En ze waren nieuwsgierig. Ze wilden de uitzending, het kamp en de omgeving in zich opzuigen en geen detail missen.

De beroepsmilitairen werkten anders. Noud: „Die jongens stonden op, draaiden hun dienstje en gingen zo snel mogelijk naar het sportcentrum of terug naar hun spelcomputer. Wij waren van meet af aan buitenbeentjes. Er was op de gigantische basis van Kandahar een levendige handel. Ik had van huis wat dollars meegenomen en kocht bijna dagelijks een souvenir. Daar begrepen ze niets van.”

Wij waren van meet af aan buitenbeentjes

Sietse had op de buitenpost van het vliegveld drie maanden lang gezelschap van twee andere reservisten. „Na elke raketinslag moesten wij uitvinden waar die was ingeslagen. Ook het wachtlopen was slopend. De omheining was her en der opengeknipt en hartstikke lek. Er liepen groepen zwerfhonden rond. Die kwamen tot je middel en hadden permanent honger. Ik heb een laptop met zevenduizend foto’s uit die tijd. Ik bekijk ze niet, veel te confronterend.”

Noud kreeg het aan de stok met een lid van zijn eenheid, een beroeps. „Op weg naar de doucheruimte voelde ik een waszak hard langs mijn gezicht strijken. Die was van een collega die mij moest hebben. Ik liep een grote, bloedende snee op. Geintje, zeiden ze. Toen mijn commandant het hoorde, heb ik hem alles eerlijk verteld. Later heb ik ook aangifte gedaan. Die is uiteindelijk geseponeerd, maar het was in de groep meteen mis. Ik was die rare verrader geworden.”

Het telde op, zegt Noud. „De pesterijen, mijn mishandeling, elke dag raketten, collega’s die zich niet aan de veiligheidsvoorschriften hielden, de chaos op het kamp. Twee weken voordat mijn uitzending erop zat ben ik gecrasht. Ik kon niet in Kandahar blijven en werd overgeplaatst.”

Begrafenis

Halverwege zijn uitzending overleed de vader van Jeroen. Defensie zou hem – volgens protocol – zo snel mogelijk naar huis vliegen, voor de begrafenis. Maar het begon ermee dat hij niet mee terug mocht vliegen met het toestel van de Commandant der Luchtstrijdkrachten, die op dat moment toevallig in Kandahar was. „Geen plek”, kreeg hij te horen.

In plaats daarvan was er een ticket geregeld voor een civiele vlucht van Turkish Airlines, vanaf Kabul International Airport. Daar begonnen de problemen. „Bij de bagagecontrole werden mijn schoenen uit mijn tas gejat”, zegt Jeroen. „Vervolgens kwam ik niet door de paspoortcontrole. Ik was als militair Afghanistan binnengekomen en mocht er niet als gewone reiziger weer uit.”

Buiten het vliegveld sloeg de paniek toe. „Daar stond ik – midden in Kabul – zonder wapen, met een kort geknipte kop en een Nederlandse camouflagetas. Alle gruwelijke filmpjes van ontvoeringen die ik op internet had gezien, schoten door mijn hoofd.”

Daar stond ik – midden in Kabul – zonder wapen, met een kort geknipte kop en een Nederlandse camouflagetas

„Ik heb uiteindelijk Moniek in Nederland gebeld, mijn vrouw. Het voelde kloten om haar met mijn problemen in Kabul te confronteren, maar het kon niet anders. Zij heeft midden in de nacht kunnen regelen dat ik met een speciaal escorte werd opgehaald.”

Ondanks pogingen van Nederlandse zijde de papieren in orde te maken, strandde Jeroen ook de twee dagen daarna bij de paspoortcontrole. „Toen ik uiteindelijk met een militaire kist naar Nederland kon vliegen, was de uitvaart al aan de gang. Breng me dan maar terug naar Kandahar, zei ik.”

Terug op de basis bleek dat het verhaal over de mislukte terugvlucht als een lopend vuurtje rond was gegaan. „De kapitein riep me bij zich. Niet om me te condoleren, maar om me op het hart te binden dat ik mijn mond moest houden. Zeg maar dat het de schuld was van de Afghanen, zei hij. En niet van Defensie. Ik kreeg wel een halve dag vrij om samen met Noud de boel op een rijtje te zetten en heb daarna de uitzending afgemaakt.”

Zoiets gaat mij niet overkomen, dacht Sietse toen vijf jaar later – hij was op uitzending in Mali – zijn vader plotseling overleed. Hij passeerde zijn leidinggevenden en stapte af op een luchtmachtgeneraal die op dat moment de troepen bezocht. Natuurlijk mag je mee, zei die.

Maar na de begrafenis kon Sietse in Mali niet meer zijn draai vinden. „Het was er een zooitje”, zegt hij. „Heel anders dan Afghanistan. Ik zag de Afrikaanse militairen die de vliegtuigen moesten bewaken liggen slapen, hun kalasjnikovs in het zand geprikt. Ik was de enige reservist tussen de beroeps en werd gek van de kutgeintjes van mijn collega’s. En van hun onverschilligheid. Als we op patrouille waren, vonden ze het belangrijker om lekker te crossen, dan om onze mannen te bewaken.”

Vijf tientjes afkoop

Terug in Nederland knakten Jeroen, Noud en Sietse. Ze kregen herbelevingen, sliepen slecht en hadden steeds grotere problemen om normaal te functioneren – allemaal symptomen van een posttraumatische stressstoornis (PTSS), die vaker voorkomt bij teruggekeerde militairen. Terug naar hun oude baan konden ze niet. Ze zijn arbeidsongeschikt verklaard.

Maar hun positie als reservist maakte het lastig om bij Defensie gehoor te vinden. Noud: „Terug in Nederland ging ik de burgermaatschappij weer in. Ik was militair af en het leek alsof Defensie me niet meer kon of wilde helpen. Bij het UWV en in de reguliere gezondheidszorg begrepen ze mijn specifieke klachten slecht. Ik ben nu zes jaar aan het ploeteren en mijn leven is nog steeds een puinhoop.”

Ik ben nu zes jaar aan het ploeteren en mijn leven is nog steeds een puinhoop

Sietse stapte naar raadsman Ferre van de Nadort. Zijn dossier telt inmiddels vier ordners, waarbij opvalt dat de verschillende organisaties die zich met hem bezighouden – Defensie, UWV, medisch specialisten – langs elkaar heen werken en vooral bezig lijken met het afschuiven van de verantwoordelijkheid (en de kosten) van zijn PTSS. Daardoor heeft de behandeling te lang op zich laten wachten.

„Ik krijg maandelijks vijf tientjes Buitengewone Invaliditeitsverhoging van Defensie”, zegt Jeroen. „Dat is dan de afkoop van de schadevergoeding waar ik recht op heb. Het klopt niet, maar ik heb niet de rust om mij door de papierbrij en procedures te worstelen. Het voelt als onrecht. Alsof ik nog steeds die kutreservist ben, die je in de steek kunt laten.”

Wie met Jeroen, Sietse en Noud bij het Veteranenontmoetingscentrum aan de sterke filterkoffie zit, merkt hoe het steekt dat er niet naar ze is omgekekenen, dat ze keer op keer aan keuringsartsen, uitkeringsinstanties en Defensie hun positie als reservist moeten uitleggen.

En dus zeulen ze een dik dossier met zich mee, met bureaucratisch onbegrip als rode draad. „Mijn gevecht met de instituties is in feite net zo erg als wat mij in Afhanistan is overkomen”, zegt Jeroen. „We vallen overal tussenin en het lijkt niemand te interesseren.”

Klopt, zegt Noud. „Maar het allerliefst zou ik terug gaan op uitzending. Defensie heeft me voor mijn gevoel keihard laten vallen, maar als ze me morgen bellen pak ik mijn uitrusting en sta ik er. Zo dubbel is de loyaliteit van de reservist.”


REACTIE VAN DEFENSIE

Over de verhalen van de drie reservisten in dit artikel zegt een woordvoerder van Defensie: „Defensie maakt geen onderscheid tussen militairen in actieve dienst en reservisten. Zij zijn van grote waarde voor de Krijgsmacht, ook bij uitzendingen. Doorgaans ervaren reservisten een uitzending als een verrijking. Er zijn geen problemen bekend rond hun acceptatie.”

Defensie betreurt dat het voor dit drietal anders ligt. „Hun problemen zijn bij ons bekend. Als veteraan hebben zij dezelfde aanspraak op nazorg als andere militairen. Ze kunnen nog steeds bij ons terecht voor verdere hulp en begeleiding en Defensie raadt hen aan daar gebruik van te maken.”


 

Lees het hele artikel in NRC.

Defensie herkent zich niet in het beeld

Bij Defensie werken professionals die dagelijks bereid lijken om hun leven in de waagschaal te leggen voor onze veiligheid. Stuk voor stuk hebben zij een groot incasseringsvermogen en weten zij elke tegenslag het hoofd te bieden. Een beeld dat volledig onderschreven kan worden. Maar professionaliteit van onze militairen staat in schril contrast tot het beeld waarmee Defensie de laatste tijd in de media verschijnt. In dat beeld staat de (sociale) onveiligheid, bureaucratie en toedekken voorop. De bewindspersonen lijken zich de kritiek aan te trekken en beloven beterschap. Toegegeven: het verleden kunnen zij niet meer veranderen, maar hoe gaat Defensie dan op dit moment met dat verleden om?

Exemplarisch is de zaak van de Cougar helikopter (Dodo 44) die in 2009 een noodlanding moest maken na een beschieting in Afghanistan. In de helikopter zaten vier crewleden en tien militairen. De laatsten vervolgden hun reis na de 12 minuten durende hellevlucht met een andere Cougar naar hun eindbestemming, Kandahar. Daar aangekomen taxiede de helikopter naar een verlaten plek op het vliegveld, waar de deuren nog een uur gesloten bleven. Toen de deuren open gingen, werden de militairen naar een verlaten ruimte geleid. Terwijl de crewleden nazorg kregen en werden gelauwerd, werd de passagiers daar verteld dat zij niet mochten spreken over het voorval. Ook in de media werd hun aanwezigheid in de helikopter verzwegen. Van hun aanwezigheid werd geen dossier bewaard en zij kregen van Defensie geen erkenning en medewerking bij hun nazorg. Een aantal van de passagiers kampt tot op de dag van vandaag met zeer ernstige psychische problemen. Van één van hen werden zelfs de zorgkosten door Defensie niet betaald.

 

Mea culpa naar de passagiers

Het was ook niet voor niets dat de staatssecretaris diep in het stof moest bijten toen de media lucht kreeg van het incident. In een brief aan de passagiers schrijft Defensie:

Dit incident is voor alle betrokkenen een ingrijpende gebeurtenis geweest, zowel voor de passagiers als voor de leden van de crew. Terugkijkend moet worden erkend dat er onder de omstandigheden van toen onvoldoende oog is geweest voor de passagiers en de gevoelens die het incident bij hen heeft losgemaakt.

In de tendens waarbij het ene na het andere schandaal over de wijze waarop Defensie met haar personeel omgaat naar buiten komt, lijkt de reactie hoopvol. De brief ademt een beeld dat personeelszorg (in de toekomst) de hoogst mogelijke prioriteit heeft. Wel moeten de geldelijke vergoedingen nog enige tijd op zich laten wachten.

 

Intern herkent Defensie zich niet in het geschetste beeld

Maar in de reactie naar haar eigen medewerkers reageert Defensie dat zij zich in het geschetste beeld niet herkent. Op intranet valt te lezen:

“Vanuit DHC [red. Defensie Helikopter Commando] herkennen wij ons niet in het geschetste beeld en de gang van zaken. Mochten passagiers zich destijds, maar ook nu, niet erkent voelen en niet de juiste zorg hebben ontvangen, dan betreurt ons dit zeer. In een complexe situatie is door onze crew adequaat en professioneel gehandeld om tot een goede afloop te komen. De passagiers zijn gered, de crew is gered en de Cougar is gered. En daar zijn wij trots op!”

 

Juist ja. Waar Defensie naar de passagiers en de media schoorvoetend werkt aan een herstel van het vertrouwen en een beeld probeert uit te stralen dat zorg voor haar eigen personeel topprioriteit heeft, wordt ondertussen achter de schermen een beeld gecreëerd dat zij vrolijk op de oude voet verder gaat. Change perdue!

 

 


De rest van het artikel:

Kamervragen over helikopterongeval in Afghanistan in 2009

Op 18 april 2018 heeft kamerlid Sadet Karabulut (SP) vragen gesteld aan de Staatssecretaris van Defensie, Barbara Visser. Aanleiding voor die vragen was een artikel in NRC over een helikopterongeval met een Cougar (Dodo 44) in Afghanistan, afgelopen zaterdag.

In dat artikel beschrijft NRC hoe met mijn cliënten, die als militair passagier in de helikopter zaten, na het ongeval is omgegaan. Hoewel de bemanning nazorg kreeg en in de media werd gelauwerd, moesten zij zwijgen, werd hun aanwezigheid in de helikopter verzwegen en kregen zij geen nazorg. Hen werd verteld dat er sprake was van een landing uit voorzorg door een hydraulisch lek, maar later (2015) vertelt de pilote in Pauw dat de helikopter beschoten is. Een jarenlange zoektocht naar de werkelijke toedracht van het ongeval begint voor cliënten. Defensie weigert daar tot op heden openheid van zaken te over geven.

NRC Handelsblad, zaterdag 14 en zondag 15 april 2018: Opeens hing de helikopter scheef.

Kamerlid Karabulut wil onder andere van de staatssecretaris opheldering over het spreekverbod, het zoekraken van documentatie en over het optreden van de pilote in de uitzending van Pauw in 2015. Ook stelt zij vragen over het verschil in de bejegening van de bemanning en de passagiers.

De kamervragen vindt u hier.

Aanstaande woensdag zal de zaak (ook) aan de orde komen in een debat met de Staatssecretaris van Defensie.

1 2 3 5