Klein: onderzoek naar defensietop, niet naar Mariniers [OPEN BRIEF]

Excellentie,

Het is goed om te vernemen dat u stellig van mening bent dat alle medewerkers van Defensie zich onder en bij elkaar en bij de organisatie veilig moeten kunnen voelen. De heer Klein juicht een onderzoek naar de wijze waarop door de Chef Defensiestaf (CDS), de Hoofd Directie Personeel (HDP), de Directie Juridische Zaken (DJZ), het Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID)  en de Secretaris-Generaal (SG) met zijn melding is omgegaan en hoe de vertrouwelijkheid is geschonden, toe.

Foto: NIMH

De bemiddeling van de IGK bij het doen van een melding kwam aanvankelijk niet op gang en toen Klein een afspraak wilde maken met de CDS om te melden, werd de vertrouwelijkheid al direct geschonden. Er werd nog vóór die afspraak rondvraag gedaan bij de onderdelen waar hij heeft gewerkt of zij “iets wisten van eventuele meldingen van misstanden tijdens uitzendingen van hem over deze periode”. Toen hij vervolgens de melding bij HDP en DJZ wilde doen werd hij geconfronteerd met een “Peppi en Kokki”-act met “Saam en Moos”-metaforen. Vervolgens meldde hij bij de SG over een onveilige meldcultuur. Maar daar ontstond discussie over de vraag of er wel zou zijn gemeld, of die melding wel bij de SG kon worden gedaan en of de brief waarin de melding werd gedaan, wel een melding was. Vervolgens zou een onderzoek naar het schenden van de vertrouwelijkheid “niet meer opportuun” zijn en bemiddelde het COID in het aanhouden van de melding om een “veelbelovend alternatief traject” niet in de weg te staan. Het komt Klein goed voor dat u deze gang van zaken gaat onderzoeken.

Na wat Klein heeft meegemaakt toen hij misstanden wilde melden was hij verbaasd toen hij de beleidsreactie van u op het rapport Giebels las. Naar zijn mening wordt daarin miskend dat met name de top van een organisatie, bij Defensie de bestuursstaf, een grote invloed heeft op de (on)veiligheid van een organisatie. Ten onrechte wordt de oorzaak van de onveiligheid bij het middenkader gelegd. Wellicht komt dat omdat de bestuursstaf de beleidsreactie heeft geschreven. In de beleving van Klein keek men vanuit nu juist die bestuursstaf een andere kant op, waar het om de onveilige meldcultuur ging.

Een onderzoek naar misdragingen in Tsjaad, zoals u wilt, leidt af van de hoofdzaak: de onveilige meldcultuur. Bovendien is het ‘punt’ dat er een onveilige sociale cultuur binnen Defensie is, inmiddels gemaakt. Dat was anders toen Klein zijn melding medio juli 2017 wilde doen. Toen was er immers nog niets bekend over de Schaarsbergen-zaken en werd er nog geen onderzoek gedaan naar het mortier-incident in Mali.

In uw kamerbrief schrijft u dat u in gesprek zult gaan over de video. U gaat er daarbij aan voorbij, dat er voor cliënt een uiterst onveilige situatie is ontstaan door de wijze waarop er met zijn meldingen is omgegaan. Hij wenst eerst daarnaar onderzoek, voordat hij over overdragen van beeldmateriaal ook maar iets wil vinden. Bovendien was zijn wens om een sociaal onveilige cultuur aan te kaarten, geïllustreerd door beelden, en dat is iets anders dan het treffen van maatregelen tegen een individu.

Zoals gezegd, juicht Klein een onderzoek naar de wijze waarop met zijn melding is omgegaan, toe. Hij is dan ook zeer benieuwd naar de wijze waarop u dat onderzoek wilt doen. Vertrouwen in het COID heeft hij niet meer. Wellicht is het mogelijk om de Commissie Giebels een onderzoek naar de (meld)cultuur binnen de bestuursstaf en naar zijn melding te laten uitvoeren.