Defensie biedt excuses aan voor ‘Peppi en Kokki’ incident

Beilen – Combat-fotograaf Rinze Klein heeft op 19 oktober jl. verschillende misstanden over onveilige situaties en ongewenste omgangsvormen binnen defensie aan de kaak willen stellen. Twee hooggeplaatste ambtenaren gaven zich tijdens dit gesprek uit voor ‘Peppi en Kokki’. Dit was onacceptabel voor Rinze Klein.

Klein had de vermoedens van misstanden eerder gemeld bij de hoogste militaire leidinggevende. Wanneer blijkt dat de informatie doorgespeeld wordt binnen de organisatie en zijn vertrouwelijkheid wordt geschonden, zoekt Klein het hogerop en doet zijn melding bij twee hooggeplaatste ambtenaren.

Klein, die als gevolg van zijn werkzaamheden een PTSS heeft, kwam in het nieuws nadat ook het melden bij de hooggeplaatste ambtenaren niet lukte en nadat defensie hem ontsloeg zonder vereiste vaststelling van zijn arbeidsongeschiktheid. Nadat defensie het eerdere ontslag van Rinze Klein heeft ingetrokken, geeft defensie nu ook haar excuses aangeboden voor het gedrag van haar ambtenaren tijdens het gesprek van 19 oktober jl.

De excuses komen kort nadat NRC Handelsblad bij defensie informeerde over beelden waarop te zien was dat een militair tot vier keer toe probeert een grote lichtkogel in zijn anus te stoppen, terwijl een deel van de aanwezige militairen en onderofficieren juichend en fotograferend de vergeefse pogingen van de soldaat gadeslaat.

Raadsman Ferre van de Nadort, die eerder zijn zorgen uitte over de wijze waarop defensie omgaat met het melden van misstanden, vindt het uiterst zorgelijk hoe ambtenaren op het hoogste niveau omgaan met meldingen en heeft zich daarover vervolgens beklaagd. De excuses zijn een goede stap, maar Van de Nadort geeft aan een onderzoek te willen naar de wijze waarop wordt omgegaan met meldingen van vermoedens van misstanden en de wijze waarop de vertrouwelijkheid van Klein is
geschonden.

Defensie onderzoekt heftige beelden van fotograaf met PTSS

Gesloten cultuur

NRC 3 november 2017 om 23:02 | Een getraumatiseerde oorlogsfotograaf verwijt Defensie een gesloten cultuur waardoor onveilige situaties zijn ontstaan.

Het ministerie van Defensie gaat onderzoek doen naar een reeks misstanden en de behandeling van voormalig combat-fotograaf Rinze Klein. Dat bevestigt een woordvoerder naar aanleiding van vragen van NRC over diens levensverhaal.

De oorlogsfotograaf vertelt in NRC wat hij meemaakte tijdens uitzendingen naar Afghanistan en Tsjaad. Hij beschrijft onder meer het gebruik van onveilig materieel, ongewenste seksuele omgangsvormen en het nodeloos in gevaar brengen van burgers. Deze excessen zijn volgens hem terug te voeren op de gesloten cultuur bij het leger.

Lees hier het verhaal van Rinze Klein: ‘We maakten vooral dingen kapot’

Het ministerie wil niet inhoudelijk reageren. Een woordvoerder zegt dat het departement Klein dankbaar is dat „hij zich als militair heeft ingezet voor onze veiligheid” en dat het betreurt dat hij „het gevoel heeft dat hij zijn melding niet in een veilige omgeving kan bespreken”.

 

Compromitterende foto’s

Klein en zijn raadsman Ferre van de Nadort hadden twee weken geleden een aanvaring met twee topambtenaren aan wie zij compromitterende foto’s en video’s wilden overdragen. Het duo omschreef zich in het gesprek als de „Peppi en Kokki” van het departement, waardoor Klein zich niet serieus genomen voelde en de beelden weer mee naar huis nam.

De Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID) gaat zijn meldingen nu in behandeling te nemen, aldus de zegsman. Na de vragen van NRC is het voorgenomen ontslag van Klein ongedaan gemaakt.

Het verhaal van Klein staat niet op zichzelf. Eerder deze week deden in de Volkskrantdrie (oud-)militairen hun verhaal over de pesterijen, intimidatie en aanrandingen op de Oranjekazerne in Schaarsbergen. In oktober traden defensieminister Jeanine Hennis (VVD) en Commandant der Strijdkrachten Tom Middendorp af naar aanleiding van een kritisch rapport over een mortierongeval in Mali.

Defensiefotograaf: ‘We maakten vooral dingen kapot’

Aan het front

Merijn Rengers 

Als fotograaf van defensie was Rinze Klein tien jaar in de frontlinies. Hij liep een posttraumatische stressstoornis op. Nu pas praat hij over wat hij zag. ‘Ik ben niemand tegengekomen die me goed kon uitleggen wat we aan het doen waren.’

Zijn bepakking verraadt zijn dubbelrol: behalve pistool, mitrailleur, scherfvest en -bril zeult hij twee spiegelreflexcamera’s mee. De anderen in de legerjeep zijn rednecks, blanke jongens van het Amerikaanse platteland. Ze kauwen tabak. Vlak achter hun humvee rijdt een Afghaan op een motor, tegen de voorschriften in. Niemand mag dicht in de buurt van een westers legervoertuig komen. Een Afghaan al helemaal niet.

Watch this, guys, zegt de chauffeur en trapt vol op zijn rem. De motor knalt bovenop het legervoertuig. De mannen horen een harde klap. Ze zien in de spiegel dat de motor in puin ligt, net als de berijder. De humvee trekt onmiddellijk weer op. De Amerikanen lachen en spugen hun uitgekauwde tabak in een flesje. Honderd meter verder is het alsof ze de kapotte motor alweer vergeten zijn. Net als de kapotte Afghaan.

Lees ook Defensie onderzoekt heftige beelden van fotograaf met PTSS over de reactie van Defensie op dit verhaal.

Rinze Klein vertelt zijn verhalen soms achteloos, soms lachend, soms boos. Verhalen over de zinloosheid van de missies naar Afghanistan, over vernederingen, de adrenaline van soldaten na een vuurgevecht en de rotgeintjes die militairen uithalen. En over hoe de oorlog zijn hoofd in sloop en hij in 2010 volledig getraumatiseerd met een fiets en een slaapzak de Veluwe op vluchtte, stopte met eten en drinken en bijna blind werd.

Klein is inmiddels „in gevechtsmodus”. Hij vecht voor zijn toekomst, voor zijn familie, voor zijn inkomen – zo voelt hij dat. En voor zijn collega’s. Hij hoopt dat zijn verhaal andere militairen helpt die worstelen met oorlogstrauma’s of Post Traumatische Stress Stoornis (PTSS). Hij wil hen ook waarschuwen voor „kille en slordige” bureaucratie bij defensie. „Als je buiten de boot valt, word je een nummertje. Dat kan je tot waanzin brengen.”

 

Amsterdam, 2017

Rinze Klein oogt niet als een oorlogsveteraan, eerder als een student aan de kunstacademie. Alleen zijn permanente alertheid verraadt zijn militaire verleden: hij ziet alles en kan plotseling gaan zweten. Hij draait kleine shagjes op het pleintje achter de NRC-redactie. De meeste gooit hij half opgerookt weer weg. Hij is net langs geweest bij de fotoredactie, met zijn laptop. Die staat vol officiële defensiefoto’s; het resultaat van tien jaar fotograferen aan de frontlinie.

Klein is eerdaags militair af. Nadat hij in 2010 het bos in vluchtte en vervolgens zes weken in de psychiatrische afdeling van het militair hospitaal zat, is hij van het kastje naar de muur gestuurd. Vanwege zijn PTSS is hij voor 27 procent afgekeurd – net onder de grenswaarde van 35 procent. Daardoor heeft hij geen recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering.

Doorwerken bij defensie is een illusie. Hij heeft te veel gezien en te veel vastgelegd, op beeld en in zijn hoofd. Bovendien is bij hem in 2013 neuralgische amyotrofie in de schouder geconstateerd, een stressgerelateerde spierziekte waardoor hij nooit meer zal kunnen schieten – geen kogels en geen foto’s. Als hij niet oppast, raakt zijn arm voor altijd verlamd.

Zijn huis in de Noordoostpolder heeft hij net verkocht, uit geldzorgen. Volgende maand verhuist hij naar een recreatiewoning in Drenthe. Daar wil hij zijn kinderen op de bakfiets naar school brengen en moet hij „zeker drie jaar revalideren”. Zijn huwelijk met zijn jeugdliefde heeft het gered – zijn vrouw en schoonfamilie „vechten met hem mee”. Hij praat sinds kort over wat hem dwars zit, iets wat hij in het verleden nooit wilde.

Tussen 2003 en 2009 reisde Klein de wereld over. Eerst als chauffeur en beveiliger, daarna als combat-fotograaf – een vlieg op de muur van de oorlog. Hij was in dienst van het Nederlandse ministerie van Defensie. Hij fotografeerde onderzeeërs, generaals, drones, gevechtssituaties, wachtpelotons, lijkkisten met inhoud, ontgroeningsrituelen en wederopbouwprojecten.

Goede oorlogsfoto’s en -video’s zijn cruciaal voor het imago van de krijgsmacht. De beelden die het Media Centrum Defensie verstrekt, bepalen hoe het thuisfront het leger ziet, zeker tijdens gevaarlijke uitzendingen.

 

Afghanistan, 2003

De sfeer in Afghanistan is optimistisch als Klein er voor het eerst landt. De zwaarste bombardementen van de Amerikanen zijn net achter de rug. Er moeten bases gebouwd en vrienden gemaakt. Vandaar de strikte orders: wie met een Afghaan praat, zet zijn zonnebril af en is beleefd. Klein rijdt er rond in een onbeschermde open jeep, met Duitse nummerplaten.

Hij is uitgezonden als chauffeur, schrijver en bewaker van een Nederlandse majoor, die als liaison (verbindingsofficier) werkt voor de NAVO. Beveiligd internet bestaat nog niet in Afghanistan, waardoor het duo per auto rondtoert, om bij verschillende legerposten geclassificeerde informatie te halen en brengen.

Klein werkt nog niet officieel als fotograaf, maar heeft zijn camera altijd bij zich – net als een doos fotorolletjes. Fotograferen leerde hij op de fotovakschool en op de foto-academie in Amsterdam, als onderdeel van het scholingsprogramma van defensie.

„Naïef en optimistisch waren we”, zegt hij. „De majoor en ik wilden iets aardigs doen voor de nomaden die we vaak tegenkwamen. Op de basis hebben we een enorme doos brownies voor ze meegenomen. Twee weken later vroegen ze of we volgende keer een pan of een zeil konden meenemen. Geen brownies meer. Die hadden ze uit beleefdheid opgegeten en enorme diarree gekregen.

„De sfeer in het land was hoopvol, maar dreiging hing in de lucht. Vlak voor mijn terugkeer moesten we met onze jeep stoppen omdat voor onze neus een opstootje ontstond. Een Afghaan had een aanrijding veroorzaakt en werd door een kleine menigte uit zijn auto gesleurd. Hij werd voor onze ogen uit elkaar getrokken. In onze open auto zagen we het gebeuren, maar we konden en mochten niet uitstappen.”

Thuis zag Klein de gelynchte Afghaan in zijn dromen terugkomen. Hij had er geen plek voor, geen woorden. „Mijn vrouw zei: praat er toch met iemand over. Maar dat vond ik iets voor watjes. Er moest gewerkt worden, dan zou het weggaan.”

 

Afghanistan, 2007

„Ik werd aangenomen bij de nieuw opgerichte audiovisuele dienst, waar beeldmakers en schrijvers van alle legeronderdelen samenwerkten. Ik moest meteen op uitzending. Er was een plek vrij gekomen in Kandahar, waar de NAVO een enorme basis bouwde voor de opgelaaide strijd tegen de Talibaan.

Mijn voorgangers bleken vlak voor mijn komst gesneuveld bij een helikoptercrash

„Onderweg werd me de reden van alle haast duidelijk. Mijn voorgangers bleken vlak daarvoor gesneuveld bij een helikoptercrash. Dat had niemand mij verteld. Ik kwam terecht op een lamgeslagen communicatie-afdeling, waar ze net twee fotografen in een lijkkist op het vliegtuig naar huis hadden gezet. Ik heb hun bureaus en spullen opgeruimd en een plek voor mezelf gecreëerd. Ik sloot me af en stortte me op mijn nieuwe baan.

„Ik was in feite eigen baas. Den Haag was ver weg en ik verkeerde tussen buitenlandse militairen. Ik vermeed de generaals en hoogwaardigheidsbekleders die de basis niet afkwamen en bij voorkeur foto’s van zichzelf en hun bezoek bestelden. Ik wilde soldaten in actie in beeld brengen en het leven buiten de poort.

„Ik ging mee naar wederopbouwprojecten, gevechtsmissies en konvooien. Dat leverde precies de beelden op die Den Haag wilde hebben. Maar ik zag ook de achterkant. Ik herinner me een jongen met een opgezwollen balzak, toen ik buiten de poort mee was met een arts. Als klein kind ben ik aan zoiets geholpen, maar deze jongen niet. Er was geen plek voor hem in het militaire hospitaal op de basis. Hij bleef in zijn dorp, met zijn enorme balzak, en ging ook niet op de foto.

„Ik heb een week gebivakkeerd op een forward operating post, waar honderd Afghaanse militairen, aangestuurd door vier Canadezen, een doorgangsweg bewaakten. De Afghanen waren superaardig, maar militair was het een bende. Ze begonnen soms in het wilde weg te schieten. Andersom gebeurde dat ook. Dan stond ik op de wachttoren en vlogen opeens de Talibaan-kogels om mijn oren.

Foto Rinze Klein / collectie Nederlands Instituut voor Militaire Historie

„Die week werd er luchtsteun ingeroepen en stond ik met mijn camera klaar om het inslaan van de bommen op de Talibaan, een paar honderd meter verderop te fotograferen. Daarna zag ik dat huurlingen – die normaliter voedselkonvooien bewaakten – het dorp introkken. Zij waren op die plek vaak beschoten en wilden wraak. We hoorden ze als gekken schieten. Zonder getuigen, zonder rules of engagement.”

Bij het werk van een combat-fotograaf hoort ook het vereeuwigen van pas gesneuvelden, uit een groot aantal landen. Bij thuiskomst zijn hun lijken vaak te opgezwollen om fatsoenlijk gefotografeerd te worden. Klein fotografeerde tientallen kisten, met en zonder inhoud. „’s Nachts was het veiligste tijdstip voor de afscheidsceremonie. De meeste soldaten gingen daarna direct weer naar bed, maar ik was nog uren bezig de foto’s te bewerken en te versturen. Als ik uiteindelijk ging slapen, zag ik de beelden nog steeds.

Tsjaad, 2008

Terug in de Noordoostpolder komt het leven van alledag Rinze Klein absurd voor: de groene weiden, het heldere kraanwater, de warme douches en de mensen die ruzie maken over een plek in de rij bij de Albert Heijn. Sociaal raakt hij in een isolement. Hij slaapt slecht en wordt zwetend wakker, zonder te weten waarom.

Hij is blij als hij weer weg kan: deze keer naar het Afrikaanse Tsjaad, waar een peloton van zestig Nederlandse mariniers deel uitmaakt van een Europese vredesmissie. Die heeft militair weinig om het lijf – er wordt niet één keer gevochten – maar dient ook als voorbereiding op de inzet van mensen en materieel, later in Afghanistan.

„Mariniers hebben hun eigen cultuur. Ze smeren bijvoorbeeld de toiletpot aan de buitenkant vol met stront, zodat de kak op je broek komt te zitten als je die na het poepen weer ophijst. Dat vinden ze grappig. Ze hebben ook gekke ontgroeningsrituelen, zoals het ‘tot 21 slaan’. Ik was erbij toen ze in dat kader een jongen op zijn 21e verjaardag één voor één keihard op zijn blote reet ramden. Ze mikten eieren, pils en zand op zijn billen om het pittiger te maken. Die jongen kon dagen niet meer zitten, maar hij was wel one of the guysgeworden.

„Schietoefeningen ontaardden in gekke spelletjes. Wie het dichtst over het maaiveld kon schieten, bijvoorbeeld. Eentje mikte te laag, waardoor de mortier te dichtbij insloeg en er een stuk metaal terugvloog. Daardoor raakte een collega gewond aan zijn hoofd. Ook schoten ze met mortieren in bewoond gebied, waar dat helemaal niet mocht.

Tijdens een nachtelijke patrouille in Tsjaad.

Foto Rinze Klein / collectie Nederlands Instituut voor Militaire Historie

„Er werd in de woestijn van Tsjaad geoefend met Vikings – lichte terreinvoertuigen die later in Afghanistan zijn ingezet. Een chauffeur vertelde mij dat hij zich onveilig voelde in zijn Viking, vanwege alle technische problemen. Hij zei dat de software door de hitte op tilt kon slaan, waardoor hij slechts stapvoets kon rijden. Later is hij in Afghanistan met een Viking op een bermbom gereden.

„Het meest vervreemdend waren bezoeken van Kamerleden. Ik moest de foto’s maken – voor hen leek het een schoolreisje. De een kwam in tropenpak, de ander op gekke winterschoenen. Ze bezochten vliegensvlug een vluchtelingenkamp, een net geverfd schooltje of een waterput. En weg waren ze weer. Maar ik wist dat de achterkant van de school een zooitje was, of dat de putten verderop allemaal kapot waren. De beelden die ik maakte en die in Nederland in kranten en op websites verschenen, waren altijd mooier dan de werkelijkheid.”

 

New York, 2009

Na Tsjaad hervat Klein zijn reguliere werk, vanuit Den Haag. Hij heeft hartkloppingen en staat strak van de spanning. De bom barst als hij in 2009 met de marine meevaart naar de VS, naar de viering van 400 jaar New York. Op de boot krijgt hij een aanvaring met een communicatie-medewerkster van Defensie. Ze is jonger dan hij, maar hoger in rang.

In New York fotografeert hij als een dolle. Het Koninklijk paar, Hillary Clinton. De laatste avond eet hij op Manhattan met collega’s als hij spontaan in huilen uitbarst. Terug in Nederland deelt hij een taxi met de communicatie-medewerkster. Ook zij is gesloopt van de intense week en zit te duimen in de taxi. „Dat was op de een of andere manier de druppel. Alles maalde in mijn hoofd en zij stak als een klein meisje haar duim in haar mond. Ik wist dat ik op zoek moest naar hulp. Anders zou ik iemand iets aandoen.”

Ik ben gillend van de pijn het bos uitgerend en werd direct opgenomen in een militair psychiatrische inrichting.

In juni 2010 meldt Klein zich ziek en wordt bij hem PTSS geconstateerd. Hij krijgt medicijnen en gaat – met toestemming van de bedrijfsarts van Defensie – re-integreren in het bedrijf van zijn zwager, waar hij kleine klusjes doet.

Daar bereidt hij in stilte zijn vlucht voor. „Ik heb op een middag een servicewagen gepakt, mijn fiets, rugzak en tent ingeladen en ben naar de noordkant van de Veluwe gereden. Daar heb ik de auto achtergelaten en ben ik het bos in gefietst. Ik wilde niet gevonden worden. Ik verplaatste mij ’s nachts en rustte overdag uit. Mijn familie was doodongerust.

„Dit was mijn manier van zelfmoord plegen, mijn schreeuw om aandacht. Ik wilde niet dood, maar ik at en dronk niet. Toen ik na een week in het bos verzwakt en met bevroren tenen wakker werd, probeerde ik een vuurtje te maken. Ik deed iets onhandigs, waardoor mijn hoornvliezen zwaar beschadigd raakten. Ik ben gillend van de pijn het bos uitgerend en werd direct opgenomen in een militair psychiatrische inrichting.”

Den Haag, 2017

Op 19 oktober heeft Klein op het ministerie van Defensie een afspraak met twee hoge ambtenaren, samen met zijn raadsman Ferre van de Nadort. Zij willen de hierboven beschreven misstanden melden – en meer. Ook willen ze bewijsmateriaal, foto’s en video’s achterlaten.

Voorwaarde is wel dat Kleins PTSS ter sprake komt. Defensie wil hem ontslaan, zonder recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Maar zijn pogingen om buiten defensie een bestaan op te bouwen zijn mislukt, als gevolg van zijn oorlogstrauma’s.

Het wordt een fiasco. De ambtenaren noemen zichzelf de „peppi en kokki” van het departement en willen de beelden niet bekijken. Klein en Van de Nadort voelen zich niet serieus genomen en rijden onverrichter zake terug naar huis. Later dienen ze een klacht in.

Het voelt voor Klein als een trap na. „Ik wil mijn leven bij defensie op een nette manier afsluiten, maar het lijkt alsof ze mijn verhaal en alle beelden die dat ondersteunen niet willen kennen. Alsof het niet gebeurd is. Alsof het alleen mijn probleem is dat ik hun oorlog niet van mijn netvlies krijg.”


Bron foto: ‘Collectie Nederlands Instituut voor Militaire Historie’; vervaardiger: Rinze Klein.

Minister en CDS willen beste nazorg voor veteranen

Volgens een persbericht van het Ministerie van Defensie, willen minister Hennis-Plasscheart en de CDS de beste nazorg voor veteranen.


Minister en CDS willen beste (na)zorg voor veteranen

Deze suggestie deed minister Jeanine Hennis-Plasschaert vanmorgen bij de opening van de 8e 3-daagse conferentie voor ombudsmannen van krijgsmachten uit de hele wereld. Het thema van de bijeenkomst is de rol van ombudsinstituties bij internationale missies. Het doel: kennis delen en ervaring uitwisselen.

 

Benodigde zorg bieden

Ombudsmannen floreren als ze onderzoeken wat er fout ging en hoe het beter kan. Ze moeten altijd klaar staan om te luisteren naar en te reageren op klachten en zorgen van militairen. Die nemen steeds vaker deel aan internationale missies en 1 van de consequenties is de stijging van het aantal veteranen. Hennis noemde het van het grootste belang dat militairen voldoende hulp krijgen, zelfs nadat ze de dienst hebben verlaten. “Ontslag ontslaat ons niet van de verplichting om hen de benodigde zorg te bieden”, zei ze. “Ik ben ervan overtuigd dat door ervaringen uit te wisselen en op een praktische manier samen te werken de ombudsinstituten verder kunnen verbeteren en dus ook onze strijdkrachten en de levens van onze militairen.” Dankzij het zorgsysteem dat de afgelopen Jaren is opgebouwd, zijn de krijgsmachten in staat zorg te leveren, toegesneden op de persoon.

In zijn openingstoespraak riep Veteranenombudsman Reinier van Zutphen zijn collega’s op om de krachten te bundelen en de rechten van uitgezonden militairen bij huidige en toekomstige missies te beschermen. “Ombudsmannen hebben een rol tijdens en na afloop van missies, maar zeker ook in de voorbereiding van missies.”

 

Mentale fitheid

Commandant der Strijdkrachten generaal Tom Middendorp was het er als veteraan volledig mee eens. “Onze mensen hebben recht op de beste zorg tijdens en na de missie. Als je slechts de beschikking hebt over een paar goede mensen, kan je maar beter goed voor ze zijn.”

Hij noemde 3 elementen waarmee militairen zich beter kunnen voorbereiden op hun uitzending. Dat is door hun mentale fitheid te trainen en te ontwikkelen. Ze kunnen beter omgaan met eventuele schokkende zaken. “Je kunt wel stoer doen en pretenderen dat het je niets doet, maar schokkende of levensbedreigende gebeurtenissen raken zelfs de meest geharde militair.”

Het tweede element is volgens de CDS goed leiderschap en dan met name van de officieren en onderofficieren in het veld. Hij vertelde hoe (onder)officieren in Afghanistan er voor zorgden dat een eenheid een schokkende gebeurtenis verwerkte en de militairen elkaar door de moeilijke periode hielpen. “Zonder gevoel van spijt gingen ze weer aan het werk. Samen werden zij sterker en een van de beste pelotons van de battlegroup.”

Culturele bewustwording

Als laatste pleitte Middendorp voor culturele bewustwording. “Als je de lokale cultuur begrijpt, kan je de juiste beslissingen nemen en vooruitlopen op de mogelijke gevolgen van jouw handelen”, aldus Middendorp. Soms is cultureel bewustzijn volgens hem een zaak van leven en dood. “We hebben ontelbare improvised explosive devices in Afghanistan onschadelijk gemaakt, dankzij de uitstekende contacten met de bevolking.”

Voor Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht luitenant-generaal Bart Hoitink staat tijdens de conferentie het delen van ervaringen centraal. “Leren van elkaar en begrip krijgen voor ieders specifieke rol met betrekking tot het bewaken van de rechten van militairen tijdens internationale missies”, verduidelijkt hij. “Zowel voor de uitgezonden militair als ook voor de inwoners van de landen waar onze militairen worden ingezet.”

IGK Hoitink en Veteranenombudsman Van Zutphen zijn de gastheren van het congres voor ombudsfunctionarissen die klachten behandelen over de defensieorganisaties:  the International Conference of Ombuds Institutions for the Armed Forces.

De conferentie duurt nog tot en met woensdag.

curl 'https://imasdk.googleapis.com/js/core/bridge3.184.1_en.html#goog_1168526684' \ -Xnull

NCRV/KRO Brandpunt: Over veteranen in Libanon

“Ik riep: we gaan allemaal dood”

Door Piet de Blaauw –  in Brandpunt

Er hebben zich 250 veteranen gemeld die ziek zijn geworden na de militaire VN-missie in Libanon, begin jaren ‘80. Defensie claimt dat er wel nazorg is geweest voor de militairen, maar dat wordt door de betrokken veteranen ontkend.

Afgelopen december oordeelde de Centrale Raad van Beroep dat Defensie de zorgplicht heeft geschonden voor een Libanon-veteraan uit Groningen. Tussen 1979 en 1985 werden circa 9000 Nederlandse militairen naar Libanon gestuurd voor een VN missie. Een onbekend aantal veteranen heeft na terugkomst een posttraumatische stressstoornis (PTSS) opgelopen.

Unifil had de opdracht om de strijdende partijen in Libanon te scheiden: aan de ene kant Palestijnse milities en aan de andere kant het Israëlische leger, gesteund door vooral Christelijke milities. Veteraan Gerard Kempers vertelt in Brandpunt hoe zijn leven is bepaald door het halfjaar dat hij in Libanon diende. “Ik riep: we gaan allemaal dood. Dit gaan we niet overleven.”

Een van zijn beste vrienden werd doodgeschoten en hij werd zelf gegijzeld.

Kempers raakte in april 1980 betrokken bij de zogenaamde Slag om At Tiri. Tijdens deze veldslag, waarbij ook tanks werden ingezet, werd het voertuig van van Kempers verschillende malen zwaar beschoten door een christelijke militie. Hij kreeg tot vijf keer toe het commando om met zijn voertuig de vuurlinie in te rijden.  “Ik voelde mij machteloos.”

Doel van de actie was om een Ierse VN-eenheid te ondersteunen die werd aangevallen door de christelijke militie onder leiding van kolonel Haddad. Hij wilde het gebied zuiveren van Palestijnen die regelmatig het nabijgelegen Israël aanvielen.

 

Nachtmerrie

Gerard Kempers reist samen met Brandpunt naar Dublin, waar hij de Ierse VN-veteraan Simon Deane bezoekt. Tijdens de Slag om At Tiri werd ook zijn eenheid zwaar beschoten. Een van zijn beste vrienden werd doodgeschoten en hij werd zelf gegijzeld.  Twee andere Ieren werden tijdens deze gijzeling geëxecuteerd. “Ik heb nachtmerries”, zegt Simon in Brandpunt. “Ik vind mijn leven nog steeds niet erg waardevol en ik vind het nog steeds moeilijk om normaal te zijn.”

Ook Simon heeft PTSS opgelopen, maar Ierse veteranen krijgen helemaal geen hulp van het leger. Simon heeft zijn eigen behandeling moeten betalen. “Toen we terugkwamen in 1980 heb ik een keer met een psycholoog gesproken. Dat was de laatste keer dat ik met iemand van het leger sprak.“

Het verhaal van Simon is voor Gerard Kempers erg herkenbaar. “Hij voelt dezelfde pijn en machteloosheid. Dat lijkt dus universeel  te zijn.” Ruim 35 jaar na Libanon kampt Gerard Kempers nog dagelijks met de Libanon-missie.  Zijn huwelijk liep op de klippen, hij raakte regelmatig zijn werk kwijt en kwam in financiële problemen.  “Ik was alleen, eenzaam. Heeft mij verhard, berekenend gemaakt.”

Als geconstateerd wordt dat er onvoldoende maatregelen zijn genomen, dan moet je alles doen om het in orde te maken
Bram Stemerdink

 

“Defensie wist van bestaan PTSS”

Het ministerie van Defensie wist tijdens de VN-missie in Libanon al van het bestaan van PTSS bij uitgezonden militairen. “Het was bekend dat mensen er trauma’s aan overhielden”,  zegt oud-staatssecretaris van Defensie Bram Stemerdink in Brandpunt. Stemerdink vindt dat Defensie een ereschuld heeft richting de veteranen. “Als geconstateerd wordt dat er onvoldoende maatregelen zijn genomen, dan moet je alles doen om het in orde te maken.”

Advocaat Vincent Dolderman schrikt van de uitspraken van Stemerdink en noemt ze opmerkelijk. “Het maakt het gebrek aan zorg en de verwijtbaarheid aan Defensie alleen maar groter.” Namens meer dan 150 cliënten stuurt Dolderman deze week een brief naar Defensie waarin de Staat aansprakelijk wordt gesteld voor de schade die veteranen hebben opgelopen na de missie. Het gaat dan om bijvoorbeeld loopbaanschade, pensioenschade, maar ook kosten die veteranen hebben moeten maken omdat ze psychische schade hebben opgelopen tijdens de missie.

Het ministerie van Defensie heeft aangekondigd deze maand nog te zullen reageren op de massaclaim.

1 2 3 4 5 6