Instelling commissie sociaal veilige werkomgeving

Nieuwsbericht Defensie | 07-12-2017 | 10:20

Staatssecretaris Barbara Visser informeerde de Kamer per brief over de instelling van de commissie sociaal veilige werkomgeving. De staatssecretaris wil de sociale werkomgeving bij Defensie door een externe en onafhankelijke commissie laten onderzoeken.

De voorzitter van de commissie is prof. dr. Ellen Giebels (Universiteit Twente). Andere leden zijn prof. dr. Kees van den Bos (Universiteit Utrecht) en Frans van Oostrum (Nijenrode Business Universiteit). Het onderzoek van de commissie richt zich specifiek op de meldingsbereidheid, het meldingssysteem en de nazorg aan melders.

 

Extern meldpunt

De commissie is extra alert op signalen die een indicatie voor een angstcultuur kunnen zijn. Daarnaast onderzoekt de commissie hoe met de melding en de melders van de gebeurtenissen in Schaarsbergen is omgegaan. Verder beoordeelt de commissie op basis van een steekproef de kwaliteit van de interne onderzoeken die Defensie deed naar ongewenst gedrag.

De staatssecretaris meldde in de Kamer dat ze een tijdelijk extern meldpunt instelt. De commissie neemt deze taak op zich. Het meldpunt wordt momenteel ontwikkeld en getest. Wanneer dit operationeel is, worden zaken als een telefoonnummer bekend gemaakt. Beide zijn tot 1 juli 2018 operationeel.

Bij het meldpunt kunnen (oud) defensiemedewerkers terecht met hun recente ervaringen over (meldingen van) ongewenst gedrag. De commissie beoordeelt deze meldingen inhoudelijk en bepaalt eventueel naar welke instantie deze melding kan worden doorverwezen.

Uiterlijk 15 maart 2018 rapporteert de commissie over haar tussentijdse bevindingen. De commissie biedt haar eindrapport zo snel mogelijk aan bij Defensie. Dit is uiterlijk 15 juli 2018.


Mocht u moeite hebben om de website van de externe commissie te vinden, dan treft u hier een link aan.

De contactgegevens voor het doen van een melding bij de externe commissie, vindt u hier.

Ons artikel over de onvindbaarheid van de website vindt u hier.

Fotograaf in de clinch met Defensie om compromitterende video

Rinze Klein heeft als legerfotograaf schokkende incidenten gefilmd die plaatsvonden tijdens uitzendingen in Afghanistan en Tsjaad.

De getraumatiseerde combat-fotograaf Rinze Klein ligt in de clinch met het ministerie van Defensie over compromitterende foto’s en video-opnames die hij maakte tijdens uitzendingen naar Afghanistan en Tsjaad. Het meest extreme voorbeeld is een door Klein gemaakte video van een soldaat die ten overstaan van vijftien collega’s tot vier keer toe probeert een grote lichtkogel in zijn anus te stoppen. De opname is door NRC bekeken.

De beelden zijn gemaakt tijdens een uitzending in 2008. Daarbij kreeg Klein op een avond het verzoek om een weddenschap over de lichtkogel te filmen. Hij wilde dat niet, maar durfde niet te weigeren.

Zodoende beschikt hij over een half uur opnames, waar een deel van de aanwezige militairen en onder-officieren juichend en fotograferend de vergeefse pogingen van de soldaat gadeslaat. Andere aanwezigen zijn zichtbaar minder enthousiast over hun aanwezigheid in de legertent.

 

Posttraumatische stressstoornis

Voor Klein, die door zijn werk als legerfotograaf kampt met een ernstige posttraumatische stressstoornis (PTSS), waren dit soort gebeurtenissen het keerpunt in zijn loopbaan.

Klein vertelde begin november zijn levensverhaal in NRC.

Lees hier het verhaal van Klein: ‘We maakten vooral dingen kapot’

De heftige beelden bleven daarbij onvermeld, omdat hij de excessen intern wilde houden en de beelden aan het ministerie wilde overdragen.

Inmiddels zijn Klein en zijn raadsman Ferre van de Nadort het vertrouwen verloren dat dit gaat lukken. Zij zoeken nu de openbaarheid om te laten zien dat de Defensie onzorgvuldig en bureaucratisch omgaat met misstanden. Klein: „Het lijken incidenten, maar deze omgangsvormen vind je overal terug bij Defensie. Ik probeer al vanaf begin augustus dit en een groot aantal andere misstanden te melden. Inmiddels weet ook de secretaris-generaal van de zaak, maar ze houden het af.”

Het ministerie zegt in een reactie: „Defensie neemt deze zaak zeker serieus en er is daarom een afspraak met zijn raadsman gemaakt om te bespreken hoe Rinze Klein zijn melding in een veilige omgeving kan doen. Het gesprek is van belang omdat we meer informatie nodig hebben om met de zaak aan de slag te kunnen gaan. Met betrekking tot het incident moge het duidelijk zijn dat dit soort gedrag absoluut niet in de krijgsmacht thuis hoort.”

Eind november riep het ministerie de zogeheten ‘Commissie sociaal veilige werkomgeving Defensie’ in het leven. Aanleiding waren berichten over wantoestanden op de kazerne van Schaarsbergen in de Volkskrant. Drie militairen vertelden daarbij over (seksuele) vernederingen en mishandelingen tijdens ontgroeningsrituelen.

Bron: NRC

Defensie onderzoekt heftige beelden van fotograaf met PTSS

Gesloten cultuur

NRC 3 november 2017 om 23:02 | Een getraumatiseerde oorlogsfotograaf verwijt Defensie een gesloten cultuur waardoor onveilige situaties zijn ontstaan.

Het ministerie van Defensie gaat onderzoek doen naar een reeks misstanden en de behandeling van voormalig combat-fotograaf Rinze Klein. Dat bevestigt een woordvoerder naar aanleiding van vragen van NRC over diens levensverhaal.

De oorlogsfotograaf vertelt in NRC wat hij meemaakte tijdens uitzendingen naar Afghanistan en Tsjaad. Hij beschrijft onder meer het gebruik van onveilig materieel, ongewenste seksuele omgangsvormen en het nodeloos in gevaar brengen van burgers. Deze excessen zijn volgens hem terug te voeren op de gesloten cultuur bij het leger.

Lees hier het verhaal van Rinze Klein: ‘We maakten vooral dingen kapot’

Het ministerie wil niet inhoudelijk reageren. Een woordvoerder zegt dat het departement Klein dankbaar is dat „hij zich als militair heeft ingezet voor onze veiligheid” en dat het betreurt dat hij „het gevoel heeft dat hij zijn melding niet in een veilige omgeving kan bespreken”.

 

Compromitterende foto’s

Klein en zijn raadsman Ferre van de Nadort hadden twee weken geleden een aanvaring met twee topambtenaren aan wie zij compromitterende foto’s en video’s wilden overdragen. Het duo omschreef zich in het gesprek als de „Peppi en Kokki” van het departement, waardoor Klein zich niet serieus genomen voelde en de beelden weer mee naar huis nam.

De Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID) gaat zijn meldingen nu in behandeling te nemen, aldus de zegsman. Na de vragen van NRC is het voorgenomen ontslag van Klein ongedaan gemaakt.

Het verhaal van Klein staat niet op zichzelf. Eerder deze week deden in de Volkskrantdrie (oud-)militairen hun verhaal over de pesterijen, intimidatie en aanrandingen op de Oranjekazerne in Schaarsbergen. In oktober traden defensieminister Jeanine Hennis (VVD) en Commandant der Strijdkrachten Tom Middendorp af naar aanleiding van een kritisch rapport over een mortierongeval in Mali.

Roadmap Aanpak Pesten voor ondernemingsraden

Pesten op het werk is een serieus probleem. Bijna een half miljoen werknemers wordt wel eens gepest door leidinggevenden of collega’s. Pesten kan ernstige gevolgen hebben, niet alleen voor de gepeste zelf maar ook voor de organisatie en maatschappij.

Aanpak pesten Roadmap voor ondernemingsraden

Organisaties en de werkvloer zijn zelf verantwoordelijk voor het creëren van een veilige en gezonde werkomgeving voor hun werknemers. Met de Wet op de ondernemingsraden (WOR) in de hand kan de ondernemingsraad (OR) hierbij helpen. De OR heeft volgens deze wet onder meer de algemene taak om goede arbeidsomstandigheden te bevorderen, gelijke behandeling van mannen en vrouwen te stimuleren en discriminatie tegen te gaan.

In de Roadmap ‘Aanpak Pesten voor Ondernemingsraden’ staan drie routes beschreven die een OR kan bewandelen om deze taak op te pakken. De Roadmap leidt OR-leden stapsgewijs door de verschillende opties en geeft handige tips en voorbeelden uit de praktijk waar ze zelf mee aan de slag kunnen.

De Roadmap ‘Aanpak Pesten’ is tot stand gekomen in overleg met het ministerie van SZW en de Sociale Partners. TNO heeft literatuur bekeken en gesproken met OR-leden, trainers en andere experts. De uitkomsten zijn gebruikt voor het vormgeven van deze roadmap om OR-leden een perspectief te bieden bij het tegengaan van ongewenst gedrag in bedrijven en organisaties.


Bron: Nieuwsbericht van het Ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid

Geen verbeterkans voor ambtenaar met alcoholprobleem

Geen verbeterkans voor ambtenaar met alcoholprobleem

CRvB 30 oktober 2014 | Alcohol gebruik en werk zijn niet te combineren. Dat ondervond ook een brugwachter in Noord-Holland. De brugwachter was al een aantal malen niet (op tijd) op zijn dienst verschenen, omdat hij de avond daarvoor veel alcohol had gedronken. De Centrale Raad van Beroep was van oordeel dat de brugwachter geen gelegenheid meer hoefde te worden gegeven om te verbeteren.

De Raad, de hoogste rechtsprekende instantie, kwam tot dat oordeel. Hij vond dat de brugwachter had moeten beseffen dat het onder werktijd drinken van alcohol, waardoor hij niet meer in staat was zijn werkzaamheden te verrichten, ontoelaatbaar was. Zeker gezien de eerder gegeven berisping.

 


De uitspraak

13/2078 AW
Datum uitspraak: 30 oktober 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
4 maart 2013, 11/4082 AW (aangevallen uitspraak)
Partijen:
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft geen verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 september 2014. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.H. Busker, ing. D. Jabar en drs. J.J. van den Burg. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. S.C. van Bunnik, advocaat.
OVERWEGINGEN
1.1.
Betrokkene was sinds 1998 werkzaam bij de provincie Noord-Holland als bedienaar kunstwerken (brugwachter).
Op 30 maart 2010 heeft appellant het voornemen geuit betrokkene de disciplinaire straf van een schriftelijke berisping op te leggen wegens plichtsverzuim, bestaande uit het ongeoorloofd afwezig zijn op 9 januari, 10 februari en 13 maart 2010. Daarbij is tevens kenbaar gemaakt dat appellant zich zal beraden op het opleggen van een andere gepaste disciplinaire straf, mogelijk ontslag, indien betrokkene nogmaals niet op het werk verschijnt terwijl hij wel is ingeroosterd. Betrokkene heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om zijn zienswijze op dit voornemen kenbaar te maken. Bij besluit van 18 mei 2010 heeft appellant, overeenkomstig het voornemen en onder overneming van de daarin opgenomen overwegingen, betrokkene de schriftelijke berisping opgelegd.
1.2.
Op 8 juni 2010 heeft de politie bij toeval tijdens het surveilleren betrokkene in een beschonken toestand aangetroffen, liggend op de trap buiten het brugwachterskantoortje. De politie heeft vervolgens een alcoholtest bij betrokkene afgenomen. Daarin is een promillage van ver boven 1,3 geconstateerd. Omdat het volgens de politie niet meer verantwoord was dat betrokkene de brug zou blijven bedienen, is hij zo snel mogelijk vervangen. Op 14 juni 2010 heeft de HRM-adviseur en betrokkenes leidinggevende met betrokkene over dit voorval gesproken. Betrokkene heeft toen erkend dat hij een alcoholprobleem had. Bij besluit van
14 juni 2010 is betrokkene, in verband met een nader onderzoek naar het voorval op
8 juni 2010, met behoud van bezoldiging voor onbepaalde tijd geschorst. Nadat betrokkene met de bedrijfsarts en bedrijfsmaatschappelijk werker had gesproken, heeft hij zich begin juli 2010 bij de Jellinekkliniek onder behandeling gesteld.
1.3.
Op 28 oktober 2010 heeft appellant het voornemen geuit betrokkene, met toepassing van artikel B.9, aanhef en onder h, van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies (CAP), ontslag te verlenen wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor de vervulling van zijn functie anders dan wegens ziekte. Daaraan is met name het voorval op 8 juni 2010 ten grondslag gelegd, maar ook is daarbij betrokken het feit dat kort daarvoor nog de disciplinaire maatregel van een schriftelijke berisping is opgelegd in verband met ongeoorloofde afwezigheid op drie werkdagen. In het voornemen is voorts vermeld dat er voldoende aanleiding was voor disciplinair ontslag, maar dat appellant daarvoor uiteindelijk niet heeft gekozen, gezien de financiële consequenties daarvan voor betrokkene. Betrokkene heeft geen gebruik gemaakt van de hem geboden gelegenheid om zijn zienswijze op dit voornemen kenbaar te maken. Bij besluit van 10 december 2010 is betrokkene overeenkomstig dit voornemen en onder overneming van de daarin opgenomen overwegingen met ingang van 15 januari 2011 ontslag verleend wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor de vervulling van zijn functie anders dan wegens ziekte. Bij besluit van 24 mei 2011 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van 10 december 2010, in afwijking van het advies van de Bezwarencommissie personeelsbesluiten, ongegrond verklaard.

2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat niet ter discussie staat dat betrokkene tekortkomingen had en dat betrokkene, indien hij zich niet zou aanpassen, ongeschikt zou zijn voor zijn functie. Wel is volgens de rechtbank nog in geschil of appellant betrokkene een verbetertraject had dienen aan te bieden alvorens tot het ongeschiktheidsontslag als bedoeld in B.9, aanhef en onder h, van de CAP over te gaan. De rechtbank is van oordeel dat het voorval op 8 juni 2010 weliswaar zeer ernstig was, maar dat het niet van dusdanige aard was dat betrokkene, gezien zijn lange en goede staat van dienst en de hulp die hij heeft ingeroepen om zijn alcoholprobleem te overwinnen, geen mogelijkheid tot verbetering meer behoefde te worden geboden.

3. In hoger beroep heeft appellant, samengevat, betoogd dat sprake is van een bijzonder sprekend geval op grond waarvan het bieden van een verbetertraject niet zinvol is.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.
Aangezien tussen partijen niet in geschil is en ook voor de Raad vaststaat dat betrokkene in zijn functioneren te kort is geschoten, spitst het geschil in hoger beroep zich toe op de vraag of appellant aan betrokkene een verbeterkans had moeten geven alvorens hem ontslag te verlenen wegens ongeschiktheid voor de vervulling van zijn functie anders dan wegens ziekte.

4.2.
Naar vaste rechtspraak is een dergelijk ontslag in het algemeen niet toelaatbaar als de ambtenaar niet op zijn functioneren of gedrag is aangesproken en in de gelegenheid is gesteld dit te verbeteren (CRvB 18 maart 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BL9739). Dit is alleen anders in bijzonder sprekende gevallen, waarin de ambtenaar zodanig blijk heeft gegeven niet over de vereiste eigenschappen, mentaliteit en/of instelling te beschikken dat het geven van een verbeterkans niet zinvol is (CRvB 4 maart 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BL6906). Anders dan de rechtbank is de Raad van oordeel dat zich in dit geval zo’n bijzonder sprekend geval voordoet.

4.2.1.
Hierbij is in aanmerking genomen dat de functie van betrokkene, brugwachter, een solitaire functie is. Er zijn geen collega’s die tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden aanwezig zijn en kunnen ingrijpen als betrokkene niet in staat is zijn functie naar behoren te vervullen. Volgens appellant kan het niet goed uitvoeren van de werkzaamheden als brugwachter tot incidenten en ongevallen leiden, hetgeen de verkeersveiligheid in gevaar kan brengen, en tot een grote hoeveelheid klachten kan leiden, hetgeen nadelig is voor het imago van de provincie.

4.2.2.
Ter zitting heeft betrokkene erkend dat hij op 9 januari, 10 februari en 13 maart 2010 niet dan wel te laat op zijn werk is verschenen, omdat hij de avond daarvoor te veel alcohol had gedronken, waardoor hij zich had verslapen. Toen betrokkene zich over zijn ongeoorloofde afwezigheid op die dagen diende te verantwoorden, heeft hij zijn leidinggevende wel verteld dat hij zich had verslapen, maar niet dat dat een gevolg was van zijn alcoholprobleem. Zijn leidinggevende heeft betrokkene gevraagd in het werkplan op te nemen hoe hij denkt in het vervolg te voorkomen dat hij te laat op het werk verschijnt. Ook toen heeft betrokkene zijn alcoholprobleem niet gemeld. Met het (voornemen tot het) opleggen van de disciplinaire straf van een schriftelijke berisping wegens zijn ongeoorloofde afwezigheid met daarbij de mededeling dat als betrokkene nogmaals niet op het werk verschijnt, disciplinair ontslag tot de mogelijkheden zou behoren, heeft betrokkene kunnen en moeten beseffen dat hij het drinken van (veel) alcohol de avond voor een werkdag achterwege moest laten. Op 8 juni 2010 heeft betrokkene zich schuldig gemaakt aan een gedraging die verder gaat dan het niet verschijnen op het werk vanwege het drinken van (veel) alcohol op de daaraan voorafgaande avond, namelijk het onder werktijd drinken van (veel) alcohol, waardoor hij niet meer in staat was de werkzaamheden te verrichten. Zeker gezien de voorgeschiedenis en in het bijzonder de eerder gegeven berisping, had betrokkene moeten beseffen dat dergelijk gedrag ontoelaatbaar was. Anders dan de rechtbank is de Raad van oordeel dat appellant zich op het standpunt mocht stellen dat het bieden van een verbeterkans ter zake achterwege kon blijven. Betrokkene heeft zich door zijn gedragingen definitief gediskwalificeerd voor het op betrouwbare wijze vervullen van zijn functie.

4.3.
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak komt voor vernietiging in aanmerking. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep tegen het bestreden besluit alsnog ongegrond verklaren.

5. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep

– vernietigt de aangevallen uitspraak;
– verklaart het beroep tegen het besluit van 24 mei 2011 ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door J.Th. Wolleswinkel als voorzitter en C.H. Bangma en
M.T. Boerlage als leden, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2014.

1 2 3 4