TSN THUISZORG GEDWONGEN TOT DRASTISCHE MAATREGELEN

DEN HAAG, 22 april – De thuishulp voor 220.000 kwetsbare mensen staat acuut op het spel. Tienduizenden banen staan op punt van verdwijnen, ook bij TSN Thuiszorg. Directeur Zion Jongstra vindt dit schandalig en onnodig: “Een oplossing waarbij de gewenste bezuinigingen op verantwoorde wijze behaald worden ligt binnen handbereik. Staatssecretaris Van Rijn heeft de sleutel in handen. Hij kent deze oplossing maar moet dan wel nu ingrijpen. Doet hij dat niet snel, dan voltrekt zich een sociaal slagveld.”

De grootste thuiszorgorganisatie van Nederland maakte vandaag bekend ongekend zware maatregelen te moeten nemen. Directeur Jongstra: “Het desastreuze beleid van staatssecretaris Van Rijn dwingt ons strikt te gaan belonen conform cao. Dit betekent dat TSN de beloning van zo’n 30% van de medewerkers fors zal verlagen. Het betreft 4.300 medewerkers die werkzaamheden uitvoeren waarbij het door gemeenten geboden tarief nu veel lager ligt dan de loonkosten. TSN moet hier nu ruim 5 euro per gewerkt uur op toeleggen. Wij betreuren het deze medewerkers die zulk belangrijk werk doen minder te gaan belonen, maar hebben geen andere keus. Wij kunnen deze verliezen niet langer dragen. In gemeenten die helemaal stoppen met de financiering van de thuishulp moet TSN helaas 650 medewerkers ontslag aanzeggen.”

Race to the bottom

Zion Jongstra spreekt van een ‘race to the bottom’. “De staatssecretaris legt gemeenten bezuinigingen op”, legt hij uit. “Veel gemeenten doen daar een flinke schep bovenop en verlagen de vergoeding voor thuiszorg soms drastisch. Het recente rapport ‘De Bodem Bereikt’ van onderzoeksbureau Berenschot wijst uit dat sinds 2007 de tarieven voor thuiszorg met 25 procent zijn gedaald! Thuiszorg in loondienst wordt zo onmogelijk gemaakt. Professionele thuiszorgorganisaties zoals TSN worden gedwongen onder de kostprijs te werken. Dat kunnen deze organisaties niet lang volhouden. Kind van de rekening zijn de kwetsbare ouderen.”

Beter én goedkoper

Jongstra hamert erop dat duurzame oplossingen binnen handbereik liggen. Hij maant staatssecretaris Van Rijn om zijn beleid nu aan te passen. “Laat duidelijk zijn dat ik heel goed begrijp dat er in de thuiszorg bezuinigd moet worden, maar visieloos snoeien veroorzaakt momenteel een sociaal slagveld. Het kan nota bene veel eenvoudiger én beter. We denken en werken nu veel te veel in kokers, wat tot bureaucratie en een enorme geldverspilling leidt. Gelukkig zijn er ook gemeenten die samen met zorgaanbieders de thuishulp wél slim organiseren en tegelijkertijd bezuinigingen realiseren. Zij zijn een goed voorbeeld voor andere gemeenten. De staatssecretaris weet dat en moet direct ingrijpen. Hij kan bijvoorbeeld via een Algemene Maatregel van Bestuur minimumtarieven opleggen en/of gemeenten verbieden om thuishulp te schrappen. En hij kan de gemeenten die het wél goed hebben geregeld tot voorbeeld stellen. Het is nog niet te laat. Wij geven niet op, maar het is een paar tellen voor twaalf.”

Bron: Persbericht TSN, 22 april 2015

De ontslagmakelaar blijft uniek

Sinds 2009 is de Ontslagmakelaar actief. Wij waren uniek, omdat vaste tarieven werden gehanteerd voor ontslagprocedures. De kosten werden bovendien meestal betaald door de werkgever. Inmiddels zijn velen daarin gaan volgen. De Ontslagmakelaar is in het hanteren van vaste tarieven – gelukkig – niet meer uniek.

Wij blijven uniek in de benadering, dat er bij een ontslag meer komt kijken en besteden ook aandacht aan de levensloop en wensen van onze cliënten. Op die manier is ontslag een nieuw begin naar een nieuwe baan, opleiding of misschien zelfstandig ondernemerschap. Zo haalt de Ontslagmakelaar meer uit ontslag. En zo blijven wij uniek.

De bestaande website behoefde door de ontwikkelingen op ICT-gebied vernieuwing. Vandaag is de nieuwe website van “De Ontslagmakelaar” online gegaan. U kunt de site vinden op: .


Keuzevrijheid rechtshulpverlener

Keuzevrijheid rechtshulpverlener

Europees Hof van Justitie | Op 7 november 2013 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie geoordeeld dat iedereen met een rechtsbijstandverzekering recht heeft op een door hem- of haarzelf vrij gekozen advocaat of gekwalificeerd rechtshulpverlener.

In veel voorwaarden van rechtsbijstandverzekeraars is opgenomen, dat de rechtshulp wordt verleend door (een werknemer van) de rechtsbijstandverzekeraar. Kosten voor rechtshulp door een door de verzekeringnemer zelf te kiezen rechtshulpverlener komen alleen voor vergoeding in aanmerking na voorafgaande toestemming door de verzekeraar. Zo bepalen althans de voorwaarden.

In het arrest, beantwoorde het Hof de vraag of deze gang van zaken in strijd was met het Europees recht.
In het arrest geeft het Hof aan, dat een beding dat rechtsbijstand in beginsel wordt verleend door zijn werknemers, tevens bedingt dat de kosten van rechtsbijstand van een door de verzekerde vrij gekozen advocaat of rechtsbijstandverlener slechts vergoed kunnen worden indien de verzekeraar van mening is dat de behandeling van de zaak aan een externe rechtshulpverlener moet worden uitbesteed, in strijd is met Europees recht.

Advocaat of andere persoon met kwalificaties door het nationale recht erkent

De vergoeding voor kosten voor rechtsbijstand is door het Hof niet voorbehouden aan rechtsbijstand verleent door advocaten. Bij het maken van een keuze kan de verzekerde ook kiezen voor een andere gekwalificeerde persoon in procedures waarin vertegenwoordiging door een advocaat niet verplicht is.

Wel kostenbeperking

De mogelijkheid om te vergoeden kosten te beperken door de verzekeraar wordt door het Hof open gelaten, zolang een beperking in maar niet maakt, dat het recht op vrije rechtshulpkeuze in gevaar komt.


ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer)

7 november 2013 (*)

„Rechtsbijstandverzekering – Richtlijn 87/344/EEG – Artikel 4, lid 1 – Vrije advocaatkeuze door verzekeringnemer – Beding in algemene voorwaarden van toepassing op overeenkomst op grond waarvan rechtsbijstand in gerechtelijke en administratieve procedures door werknemer van verzekeraar gedekt is – Kosten voor rechtsbijstand door externe rechtsbijstandverlener enkel vergoed in geval verzekeraar besluit dat uitbesteding aan externe rechtshulpverlener noodzakelijk is”

In zaak C‑442/12,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 28 september 2012, ingekomen bij het Hof op 3 oktober 2012, in de procedure

Jan Sneller

tegen

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij NV,

wijst

HET HOF (Achtste kamer),

samengesteld als volgt: C. G. Fernlund, president van de Achtste kamer, waarnemend voor de kamerpresident, C. Toader (rapporteur) en E. Jarašiūnas, rechters,

advocaat-generaal: P. Mengozzi,

griffier: M. Ferreira, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 19 september 2013,

gelet op de opmerkingen van:

– DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij NV, vertegenwoordigd door J. W. H. van Wijk en B. J. Drijber, advocaten,

– de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door G. Palmieri als gemachtigde, bijgestaan door W. Ferrante, avvocato dello Stato,

– de Oostenrijkse regering, vertegenwoordigd door A. Posch als gemachtigde,

– de Europese Commissie, vertegenwoordigd door F. Wilman en K.‑P. Wojcik als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1 Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 4, lid 1, van richtlijn 87/344/EEG van de Raad van 22 juni 1987 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de rechtsbijstandverzekering (PB L 185, blz. 77), die ratione temporis op het hoofdgeding van toepassing is.

2 Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen J. Sneller en DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij NV (hierna: „DAS”) over de dekking van de kosten van rechtsbijstand van een door de verzekeringnemer gekozen advocaat.

Toepasselijke bepalingen

Unierecht

3 De elfde overweging van de considerans van richtlijn 87/344 luidt:

„Overwegende dat het belang van de voor rechtsbijstand verzekerde inhoudt dat deze zelf zijn advocaat moet kunnen kiezen of elke andere persoon met de kwalificaties die door het nationale recht worden toegestaan in het kader van gerechtelijke of administratieve procedures en telkens wanneer er zich een belangenconflict voordoet”.

4 Artikel 1 van deze richtlijn bepaalt:

„Deze richtlijn strekt tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de rechtsbijstandverzekering […], teneinde de daadwerkelijke uitoefening van de vrijheid van vestiging te vergemakkelijken en elk belangenconflict met name als gevolg van het feit dat de verzekeraar een derde persoon heeft verzekerd of dat hij de verzekerde zowel voor rechtsbijstand als voor een andere […] branche heeft verzekerd, zo veel mogelijk te voorkomen en, als een dergelijk conflict zich voordoet, de oplossing ervan mogelijk te maken.”

5 Artikel 2, lid 1, van deze richtlijn luidt als volgt:

„Deze richtlijn is van toepassing op de verzekering voor rechtsbijstand. Deze verzekering bestaat erin dat tegen betaling van een premie de verbintenis wordt aangegaan om de kosten van gerechtelijke procedures te dragen en andere diensten te verlenen die voortvloeien uit de door de verzekering geboden dekking, met name met het oog op:

– het verhaal van door de verzekerde geleden schade, door middel van een minnelijke schikking of van een civielrechtelijke of strafrechtelijke procedure;

– de verdediging of vertegenwoordiging van de verzekerde in een civielrechtelijke, strafrechtelijke, administratieve of andere procedure of in geval van een tegen hem gerichte vordering.”

6 Artikel 4, lid 1, van deze richtlijn bepaalt:

„In elke overeenkomst inzake rechtsbijstandverzekering moet uitdrukkelijk worden bepaald dat

a) indien een advocaat of andere persoon die volgens het nationaal recht gekwalificeerd is, wordt gevraagd de belangen van de verzekerde in een gerechtelijke of administratieve procedure te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen, de verzekerde vrij is om deze advocaat of andere persoon te kiezen;

b) de verzekerde vrij is om een advocaat of, indien hij daar de voorkeur aan geeft en voor zover het nationale recht zulks toestaat, een andere gekwalificeerde persoon te kiezen om zijn belangen te behartigen wanneer zich een belangenconflict voordoet.”

7 Artikel 5 van richtlijn 87/344 bepaalt:

„1. Elke lidstaat kan de rechtsbijstandverzekering van de toepassing van artikel 4, lid 1, vrijstellen indien aan elk van onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

a) de verzekering is beperkt tot zaken die voortvloeien uit het gebruik van wegvoertuigen op het grondgebied van de betrokken lidstaat;

b) de verzekering is verbonden met een overeenkomst voor hulpverlening in geval van een ongeval of pech waarbij een wegvoertuig betrokken is;

c) noch de rechtsbijstandverzekeraar noch de verzekeraar van hulpverlening verzekeren een aansprakelijkheidsbranche;

d) er worden maatregelen genomen om te verzekeren dat de rechtsbijstand en de vertegenwoordiging van elk van de partijen bij een geschil door volkomen onafhankelijke advocaten geschiedt indien deze partijen door dezelfde verzekeraar voor rechtsbijstand zijn verzekerd.

2. De door een lidstaat krachtens lid 1 aan een onderneming verleende vrijstelling laat de toepassing van artikel 3, lid 2, onverlet.”

Nederlands recht

8 Artikel 4:67, lid 1, van de Wet op het financieel toezicht (hierna: „Wft”) luidt als volgt:

„Een rechtsbijstandverzekeraar draagt er zorg voor dat in de overeenkomst inzake de rechtsbijstanddekking uitdrukkelijk wordt bepaald dat het de verzekerde vrij staat een advocaat of een andere rechtens bevoegde deskundige te kiezen indien:

a. een advocaat of andere rechtens bevoegde deskundige wordt verzocht de belangen van de verzekerde in een gerechtelijke of administratieve procedure te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen; of

b. zich een belangenconflict voordoet.”

Hoofdgeding en prejudiciële vragen

9 Uit het verwijzingsarrest volgt dat Sneller een rechtsbijstandverzekering heeft gesloten bij Reaal Schadeverzekeringen NV. De verzekeringsovereenkomst bepaalt dat DAS is aangewezen als de vennootschap die de dekking van de rechtsbijstand uitvoert.

10 In deze overeenkomst is tevens bedongen dat zaken worden behandeld door de eigen medewerkers van DAS. Indien een zaak echter krachtens de overeenkomst of naar de mening van DAS aan een externe rechtshulpverlener uitbesteed moet worden, heeft de verzekerde het recht een advocaat of deskundige naar eigen keuze aan te wijzen.

11 In het hoofdgeding wil Sneller tegen zijn voormalige werkgever een gerechtelijke procedure om schadevergoeding voeren omdat die hem kennelijk onredelijk heeft ontslagen. Daartoe wil hij zich laten bijstaan door een door hemzelf gekozen advocaat, waarbij zijn rechtsbijstandverzekeraar de kosten van die rechtsbijstand zou moeten dragen. DAS heeft ermee ingestemd dat Sneller een gerechtelijke procedure voert, maar heeft gesteld dat de door Sneller gesloten overeenkomst in een dergelijk geval geen dekking biedt voor de kosten van rechtsbijstand door een advocaat naar keuze van de verzekerde. DAS is daarom slechts bereid om zelf rechtsbijstand aan Sneller te verlenen door middel van een eigen werknemer, die geen advocaat is.

12 In dat verband geeft de verwijzende rechter aan dat rechtsbijstand in de procedure die Sneller tegen zijn voormalige werkgever wil voeren, naar Nederlands recht niet verplicht is.

13 Na de weigering van DAS om de kosten van rechtsbijstand van een door Sneller gekozen advocaat te vergoeden, heeft deze bij de voorzieningenrechter te Amsterdam gevorderd dat DAS wordt veroordeeld deze kosten voor haar rekening te nemen. Bij vonnis van 8 maart 2011 heeft de voorzieningenrechter die vordering afgewezen.

14 Bij arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 26 juli 2011 is dat vonnis bekrachtigd. Het Gerechtshof heeft daartoe overwogen dat artikel 4:67, lid 1, sub a, Wft aldus moet worden uitgelegd dat in omstandigheden als in het hoofdgeding, waarin een verzekering tot rechtsbijstand in natura is overeengekomen, het recht op vrije advocaatkeuze niet reeds ontstaat door het besluit om ten behoeve van de verzekerde een procedure te voeren, maar dat daarvoor ook nodig is dat de rechtsbijstandverzekeraar besluit dat rechtsbijstand moet worden verleend door een externe rechtshulpverlener en niet door een van zijn medewerkers. Enkel in een dergelijk geval doet zich een belangenconflict voor zoals artikel 4, lid 1, sub a, van richtlijn 87/344 heeft willen voorkomen.

15 Sneller is bij de verwijzende rechter tegen dit arrest opgekomen. Volgens deze rechter kunnen zowel aan de analyse van de verschillende taalversies van artikel 4, lid 1, van richtlijn 87/344 als aan de arresten van 10 september 2009, Eschig (C‑199/08, Jurispr. blz. I‑8295), en 26 mei 2011, Stark (C‑293/10, Jurispr. blz. I‑4711), zwaarwegende argumenten worden ontleend ten gunste van de opvatting dat, indien een gerechtelijke of administratieve procedure wordt gevoerd, aan de verzekerde in de polisvoorwaarden steeds het recht op vrije keuze van zijn rechtshulpverlener moet worden geboden.

16 Hij overweegt dat de wijze waarop het hoofdgeding wordt beslecht gewisse maatschappelijke gevolgen kan hebben omdat een stijging van de verzekeringspremies, wellicht zelfs van forse omvang, voor de hand ligt als een dergelijke uitlegging van artikel 4, lid 1, van richtlijn 87/344 werd aanvaard.

17 Daarop heeft de Hoge Raad der Nederlanden de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:

„1) Laat artikel 4, lid 1, van richtlijn 87/344/EEG toe dat een rechtsbijstandverzekeraar die in zijn polissen regelt dat rechtsbijstand in gerechtelijke of administratieve procedures in beginsel zal worden verleend door werknemers van de verzekeraar, tevens nog bedingt dat de kosten van rechtsbijstand van een door de verzekerde vrij gekozen advocaat of rechtsbijstandverlener slechts onder de dekking vallen indien de verzekeraar van mening is dat de behandeling van de zaak aan een externe rechtshulpverlener moet worden uitbesteed?

2) Maakt het voor de beantwoording van de eerste vraag verschil of voor de desbetreffende gerechtelijke of administratieve procedure rechtsbijstand wel of niet verplicht is?”

Beantwoording van de prejudiciële vragen

Eerste vraag

18 Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 4, lid 1, sub a, van richtlijn 87/344/EEG aldus moet worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat een rechtsbijstandverzekeraar die in zijn verzekeringsovereenkomsten regelt dat rechtsbijstand in beginsel wordt verleend door zijn werknemers, tevens bedingt dat de kosten van rechtsbijstand van een door de verzekerde vrij gekozen advocaat of rechtsbijstandverlener slechts vergoed kunnen worden indien de verzekeraar van mening is dat de behandeling van de zaak aan een externe rechtshulpverlener moet worden uitbesteed.

19 In dat verband blijkt volgens DAS uit de passieve vorm in de uitdrukking „indien een advocaat […] wordt gevraagd” in artikel 4, lid 1, sub a, van richtlijn 87/344, die ook in de Duitse, de Engelse en de Franse taalversie van deze bepaling voorkomt, dat hierin niet is vastgesteld of het in een procedure aan de verzekeraar of de verzekeringnemer is om te beoordelen of het noodzakelijk is een beroep te doen op een externe rechtsbijstandverlener. Daaruit volgt dat het DAS vrijstaat deze kwestie in haar verzekeringsovereenkomsten te regelen, nu deze bepaling kan worden opgevat als „indien [de verzekeraar besluit dat] een advocaat [moet worden] gevraagd […], [is] de verzekerde vrij […] om deze advocaat […] te kiezen”.

20 Een dergelijke restrictieve uitlegging van artikel 4, lid 1, sub a, van richtlijn 87/344 kan niet worden aanvaard.

21 In de eerste plaats kan de reikwijdte van de zinsnede „indien een advocaat […] wordt gevraagd […], [is] de verzekerde vrij […] om deze advocaat […] te kiezen” niet bij enkele lezing van artikel 4, lid 1, sub a, van richtlijn 87/344 worden bepaald. Voor de uitlegging van een bepaling van Unierecht moet echter niet enkel rekening worden gehouden met de bewoordingen ervan, maar ook met de context en de doelstellingen die de regeling waarvan zij deel uitmaakt, nastreeft (arrest Eschig, reeds aangehaald, punt 38).

22 In dat verband zij opgemerkt dat blijkens zowel de elfde overweging van de considerans van richtlijn 87/344 als artikel 4, lid 1, ervan het belang van de voor rechtsbijstand verzekerde inhoudt dat deze in het kader van gerechtelijke of administratieve procedures zelf zijn advocaat moet kunnen kiezen of elke andere persoon met kwalificaties die door het nationale recht worden erkend (arrest Stark, reeds aangehaald, punt 28).

23 Aldus vloeit uit artikel 4, lid 1, sub a, van richtlijn 87/344 in samenhang met de elfde overweging van de considerans ervan voort dat de vrije advocaatkeuze van de verzekeringnemer niet kan worden beperkt tot de situaties waarin de verzekeraar besluit dat een externe rechtsbijstandverlener in de arm moet worden genomen.

24 In de tweede plaats moet worden vastgesteld, zoals de Europese Commissie aanvoert, dat de doelstelling die door richtlijn 87/344 en inzonderheid artikel 4 ervan wordt nagestreefd, namelijk de belangen van de verzekerden ruim te beschermen (zie in die zin arrest Eschig, reeds aangehaald, punt 45), niet verenigbaar is met een restrictieve uitlegging van artikel 4, lid 1, sub a, van deze richtlijn, zoals door DAS bepleit.

25 In dat verband moet eraan worden herinnerd dat artikel 4, lid 1, van richtlijn 87/344 met betrekking tot de vrije keuze van de rechtshulpverlener een algemene strekking en een bindend karakter heeft (zie arresten Eschig, punt 47, en Stark, punt 29).

26 In de derde plaats moet met betrekking tot de kwestie van de hoogte van de verzekeringspremies worden gepreciseerd dat de verschillende manieren waarop de verzekerde zijn recht op vrije keuze van rechtshulpverlener kan uitoefenen, niet uitsluiten dat in bepaalde gevallen beperkingen kunnen worden gesteld aan de kosten die door de verzekeraars worden vergoed.

27 Overeenkomstig de rechtspraak van het Hof betekent de keuzevrijheid in de zin van artikel 4, lid 1, van richtlijn 87/344 niet dat de lidstaten in elk geval aan de verzekeraars de volledige dekking van de kosten van de verdediging van een verzekerde moeten opleggen, voor zover deze vrijheid niet van haar inhoud wordt beroofd. Dat zou het geval zijn indien het door de beperking van de vergoeding van deze kosten voor de verzekerde in de praktijk onmogelijk werd, een redelijke keuze te maken wat zijn vertegenwoordiger betreft. In ieder geval staat het aan de dienaangaande eventueel aangezochte nationale rechterlijke instanties om na te gaan of sprake is van zodanige beperking (zie in die zin arrest Stark, punt 33).

28 Bovendien blijven de overeenkomstsluitende partijen vrij om een hoger niveau van vergoeding van de kosten van rechtsbijstand overeen te komen, eventueel tegen betaling van een hogere premie door de verzekerde (zie in die zin arrest Stark, punt 34).

29 Gelet op de voorgaande overwegingen moet op de eerste vraag worden geantwoord dat artikel 4, lid 1, sub a, van richtlijn 87/344 aldus moet worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat een rechtsbijstandverzekeraar die in zijn verzekeringsovereenkomsten regelt dat rechtsbijstand in beginsel wordt verleend door zijn werknemers, tevens bedingt dat de kosten van rechtsbijstand van een door de verzekerde vrij gekozen advocaat of rechtsbijstandverlener slechts vergoed kunnen worden indien de verzekeraar van mening is dat de behandeling van de zaak aan een externe rechtshulpverlener moet worden uitbesteed.

Tweede vraag

30 Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of het voor het antwoord op de eerste vraag verschil maakt of rechtsbijstand voor de desbetreffende gerechtelijke of administratieve procedure naar nationaal recht verplicht is.

31 Aangezien, enerzijds, het recht van de verzekerde om zijn rechtshulpverlener vrij te kiezen, een algemene strekking en een bindend karakter heeft, zoals in punt 25 van dit arrest in herinnering is geroepen, en anderzijds, richtlijn 87/344 het bestaan en de reikwijdte van dat recht niet afhankelijk stelt van nationale regels voor de vertegenwoordiging in rechte, zoals blijkt uit onder meer de elfde overweging van de considerans en artikel 4, lid 1, sub a, van de richtlijn, kunnen deze nationale regels niet van invloed zijn op het antwoord op de eerste vraag.

32 Gelet op deze overwegingen moet op de tweede vraag worden geantwoord dat het voor de beantwoording van de eerste vraag geen verschil maakt of rechtsbijstand voor de desbetreffende gerechtelijke of administratieve procedure naar nationaal recht verplicht is.

Kosten

33 Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Achtste kamer) verklaart voor recht:

1) Artikel 4, lid 1, sub a, van richtlijn 87/344/EEG van de Raad van 22 juni 1987 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de rechtsbijstandverzekering, moet aldus worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat een rechtsbijstandverzekeraar die in zijn verzekeringsovereenkomsten regelt dat rechtsbijstand in beginsel wordt verleend door zijn werknemers, tevens bedingt dat de kosten van rechtsbijstand van een door de verzekerde vrij gekozen advocaat of rechtsbijstandverlener slechts vergoed kunnen worden indien de verzekeraar van mening is dat de behandeling van de zaak aan een externe rechtshulpverlener moet worden uitbesteed.

2) Voor de beantwoording van de eerste vraag maakt het geen verschil of rechtsbijstand voor de desbetreffende gerechtelijke of administratieve procedure naar nationaal recht verplicht is.

ondertekeningen

* Procestaal: Nederlands.

Minister informeert kamer over coulanceregeling PTSS

29 628

Politie

Nr. 468

BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 september 2014

In de circulaire PTSS van december 2012 heb ik de wijze beschreven waarop de erkenning van PTSS als beroepsziekte en de ondersteuning in geval van PTSS vorm wordt gegeven.

In mijn brief van 14 februari 2014 (Kamerstuk 29 628, nr. 435) heb ik toegezegd voor medewerkers van wie de wettelijke verjaringstermijn van 5 jaar is verstreken een coulancebeleid te hanteren. Ik heb u medegedeeld dat ik samen met de Nationale Politie een coulanceregeling PTSS zal voorbereiden en dit met de bonden zal bespreken. Tijdens het algemeen overleg met uw Kamer van 18 juni 2014 heb ik toegezegd de Kamer over de uitkomsten van dit overleg te informeren zodra er een knoop zou zijn doorgehakt.

Met de bonden is inmiddels overeenstemming bereikt over de coulanceregeling. Onderstaand informeer ik u op hoofdlijnen over de inhoud daarvan.

Intentie Coulanceregeling

De coulance regeling beoogt te voorzien in een redelijke compensatie voor ex-politiemedewerkers van wie de wettelijke verjaringstermijn van 5 jaar is verstreken. De coulanceregeling beoogt enerzijds invulling te geven aan goed werkgeverschap in deze specifieke situaties en tevens onnodige juridisering en langlopende procedures te voorkomen. Bij de vormgeving van die compensatieregeling is onder meer rekening gehouden met het gegeven dat naarmate het tijdsverloop langer is het voor een (ex)politiemedewerker lastiger zal zijn om gemaakte kosten respectievelijk geleden schade te onderbouwen.

Daarbij is zoveel mogelijk aangesloten bij bestaande rechtspositionele voorzieningen, mede om te voorkomen dat er een niet te rechtvaardigen ongelijkheid ontstaat ten opzichte van andere situaties waarbij medewerkers in of door de dienst schade hebben geleden.

Inhoud Coulanceregeling

De groep medewerkers waarvoor de coulanceregeling PTSS gaat gelden valt in twee groepen uiteen. Dit houdt verband met de introductie per 24 februari 1997 van het recht op smartengeld in het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp). Bepalend voor in welke groep men valt is het moment waarop de (ex)medewerker verondersteld werd bekend te kunnen zijn met zijn klachten ongeacht of er een diagnose is gesteld of een besluit beroepsziekte is opgesteld.

Voor (oud-)medewerkers die tussen 1 januari 1984 en 24 februari 1997 PTSS kregen en waarvan is vastgesteld dat deze arbeid gerelateerd is geldt:

  • geen beroep op verjaring;

  • een forfaitaire compensatie voor medische kosten van 2.250 euro netto;

  • een forfaitaire compensatie voor (im)materiële schade van 20.000 euro netto, met finale kwijting door de politieambtenaar.

Om voor deze compensatie in aanmerking te komen, moet de (oud-)medewerker met PTSS onder meer aantonen dat de PTSS tot blijvende invaliditeit heeft geleid. Herkeuring of een aanvullende keuring zijn niet nodig.

Voor wie tussen 24 februari 1997 en 1 januari 2015 PTSS heeft opgelopen en waarvan is vastgesteld dat deze arbeid gerelateerd geldt:

  • geen beroep op verjaring voor PTSS opgelopen voor 1 januari 2015

  • een forfaitaire compensatie voor medische kosten van 2.250 euro netto-compensatie voor (im)materiële schade door een vergoeding analoog aan de huidige regeling dienstongevallen. Het percentage van de invaliditeit of arbeidsongeschiktheid bepaalt de hoogte van de compensatie die maximaal 150.000 euro bedraagt. Beoordeling vindt plaats op basis van de medische eindsituatie.

De (ex)politiemedewerkers die een beroep willen doen op deze coulanceregeling kunnen zich tot uiterlijk 31 december 2014 aan melden bij het Meldpunt PTSS Politie (meldpuntptsspolitie@rijnmond.politie.nl).

Voor PTSS opgelopen na 1 januari 2015 geldt eveneens laatstgenoemde regeling met dien verstande dat de reguliere verjaringstermijnen gelden en medische kosten op basis van aantoonbare daadwerkelijk gemaakte kosten zullen worden vergoed.

De Minister van Veiligheid en Justitie,I.W. Opstelten

PTSS Politie: Coulanceregeling 2014

09-09-2014 | In het Centraal Georganiseerd Overleg Politie (CGOP) van donderdag 4 september 2014 is overeenstemming bereikt over de Coulanceregeling PTSS. De verjaringstermijn van vijf jaar wordt tijdelijk verruimd en (oud-)medewerkers met PTSS maken aanspraak op een forfaitaire compensatie voor medische kosten en de geleden immateriële schade.

Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie, de korpsleiding en de politievakorganisaties bereikten in het CGOP van 4 september overeenstemming over de Coulanceregeling PTSS. Dat beleid bepaalt de wijze waarop wordt omgegaan met de vergoeding van rechtspositionele aanspraken van (voormalige) politiemensen die door hun werk posttraumatische stresstoornis (PTSS) opliepen.

PTSS opgelopen tussen 1984 en 1997

Voor (oud-)medewerkers die tussen 1984 en 1997 PTSS kregen geldt:
– dat er geen beroep op verjaring is.
– een tegemoetkoming voor medische kosten van 2250 euro netto.
– een forfaitaire compensatie voor immateriële schade à 20.000 euro netto, met finale kwijting door de politieambtenaar voor wat betreft de medische kosten en de immateriële schade, indien er PTSS is gediagnosticeerd en arbeidgerelateerdheid is vastgesteld.

Met forfaitaire compensatie wordt een vast bedrag bedoeld. Om voor deze compensatie in aanmerking te komen, moet de (oud-)medewerker met PTSS uit de periode 1984-97 aan voorwaarden voldoen en aantonen dat PTSS tot blijvende invaliditeit heeft geleid. Herkeuring of een aanvullende keuring zijn in dat geval niet nodig, omdat het om een vast, forfaitair bedrag gaat.

PTSS opgelopen na 1997

Voor wie na 1997 PTSS heeft opgelopen geldt:
– eveneens geen beroep op verjaring.
– een tegemoetkoming in de medische kosten van 2250 euro netto met finale kwijting voor wat betreft deze kosten. Wie na 2007 PTTS heeft opgelopen, kan de daadwerkelijke medische kosten declareren. Zijn er geen bewijsstukken meer voor handen, dan geldt eveneens het bedrag van 2250 euro. Vanaf 2015 zal de vergoeding van de medische kosten conform artikel 54 van het BARP gelden.
– een compensatie van immateriële schade door een vergoeding analoog aan artikel 54a BARP, regeling dienstongevallen. Hiervoor komt op termijn een definitieve regeling. Het percentage van de invaliditeit of arbeidsongeschiktheid bepaalt de hoogte van de compensatie die maximaal 150.000 euro bedraagt. Bij blijvende invaliditeit, die leidt tot arbeidsongeschiktheid, geldt het hoogste percentage. Beoordeling vindt plaats op basis van de medische eindsituatie.

Verruiming

Het korps neemt bij gebeurtenissen vanaf 1 januari 1984 de aanvraag voor vergoeding in behandeling. Iemands aanspraak wordt dus tot en met 31 december 2014 niet meer afgewezen met een beroep op de vijfjarige verjaringstermijn. Daarmee verruimt de minister de gangbare verjaringstermijn in sterke mate.

Beroep doen?

Wil je een beroep doen op deze coulanceregeling? Meld je dan uiterlijk 31 december 2014 aan bij het Meldpunt PTSS Politie (meldpuntptsspolitie@rijnmond.politie.nl), indien mogelijk met een compleet PTSS-dossier met daarin een machtiging, de incidentenbeschrijving en de PTSS-diagnose of een Besluit Erkenning Beroepsziekte. Als er al een Besluit Erkenning Beroepsziekte is, hoeft dus alleen dit besluit meegestuurd te worden. Voor alle zaken vanaf 1 januari 2015 gelden de normale regels voor de verjaring na vijf jaar.

Bron: Politie

1 2 3 4 5