Bijlage bij Kamerbrief Defensie 20 juni 2019 (onderzoeken voorvallen KMA)
Bijlage: bevindingen onderzoeken naar ongewenst gedrag
Onderzoek beeldmaterieel NLDA
Het onderzoek beeldmateriaal NLDA is ingesteld nadat de commandant van de NLDA een melding had gedaan omtrent signalen van ontoelaatbaar gedrag op de KMA, onderdeel van de NLDA. De melding betrof het in een WhatsApp-groep delen van beeldmateriaal van kwetsende en beledigende aard, waaronder afbeeldingen van pornografische en racistische aard en met verwijzingen naar Nazi-Duitsland. De onderzoekscommissie had de opdracht om onderzoek uit te voeren naar de feiten en omstandigheden waarop de melding van de commandant van de NLDA betrekking had, het vaststellen van welke personen bij de gedragingen waren betrokken, alsmede hun rol en aandeel daarin.
De commissie heeft de beschikking kunnen krijgen over achttien afbeeldingen waarvan het concrete vermoeden bestond dat die in de WhatsApp-groep van een specifieke klas binnen de NLDA waren gedeeld. De commissie kan echter niet uitsluiten dat er meer beeldmateriaal (bij derden) aanwezig is dat op deze zaak betrekking heeft.
De betreffende WhatsApp-groep was in eerste instantie bedoeld als communicatiemiddel ten behoeve van studie-gerelateerde activiteiten binnen de privé-omgeving van de betreffende klas. Dit gebeurde via privételefoons en niet via van rijkswege verstrekte smartphones. De groep is gaandeweg uitgegroeid tot het middel waarin berichten en beelden van allerlei aard werden gewisseld. Op meerdere van de aan de commissie ter beschikking gestelde afbeeldingen zijn defensiemedewerkers op een volstrekt onaanvaardbare wijze afgebeeld, dan wel is sprake van niet aanvaardbare opmerkingen bij bepaalde afbeeldingen. Bij een (klein) aantal afbeeldingen is gebruik gemaakt van ‘gefotoshopt’ historisch fotomateriaal uit de Tweede Wereldoorlog. Verschillende gehoorde personen hebben verklaard dat het gebruik van dit beeldmateriaal door enkele van de klasgenoten een uiting was van een bepaalde stijl van ‘harde humor’. Uit het onderzoek is niet gebleken dat er sprake is van een inhoudelijke betrokkenheid bij of affiniteit met nationaalsocialistisch gedachtengoed.
Uit het onderzoek is gebleken dat binnen de betreffende klas een gering aantal studenten zich met het delen van dit type afbeeldingen bezig heeft gehouden. Binnen de groep bestond grote terughoudendheid om openhartig over de individuele betrokkenheid te spreken; vermoedelijk ingegeven door de vrees voor (rechtspositionele) maatregelen jegens deze individuen. Enkele klasgenoten hebben op enig moment de ‘verspreiders’ op hun gedrag aangesproken. De commissie heeft vastgesteld dat kaderleden geen deel uitmaakten van de WhatsApp-groep.
Onderzoek sociaal veilige leef- en werkomgeving
Het onderzoek met betrekking tot een sociaal veilige leef- en werkomgeving is ingesteld nadat de commandant van de NLDA signalen had ontvangen die de sociale veiligheid betroffen, onder meer over ongepaste relaties tussen een leidinggevende en cadetten. De commissie heeft tevens de besluitvorming in een aantal individuele NLDA-opleidingsaangelegenheden getoetst. Daarbij is de commissie gevraagd om te bezien of er uit de verschillende situaties en voorvallen een ‘rode draad’ is te destilleren, daar waar het gaat om het optreden dan wel voorkomen van onveilige situaties voor medewerkers en cadetten. Dat bleek naar het oordeel van de commissie niet het geval.
De commissie merkt samenvattend op:
– dat de richtlijnen omtrent ‘relaties’ tussen onder meer kaderleden en studenten scherper dienen te worden geformuleerd en beter moeten worden bekend gesteld;
– dat het onderling ‘aanspreken op incorrect gedrag’ onvoldoende geschiedt en dat opleiding en vorming op dit punt moeten worden verbeterd;
– dat in een aantal gevallen onderzoeken naar en besluitvorming omtrent integriteitsvoorvallen niet goed zijn verlopen, onder meer vanwege de gelaagde bevoegdheidsverdeling;
– dat de communicatie binnen de NLDA over gedragingen waarbij de sociale veiligheid in het geding was in enkele gevallen niet goed is verlopen;
– dat er, gezien de omvang van de opleidingspopulatie, behoefte is aan meer instructeurs;
– dat de huisvesting als gevolg van meerdere verbouwingen onvoldoende op orde is.
Onderzoek ontoelaatbare uitingen
Het onderzoek ontoelaatbare uitingen is ingesteld naar aanleiding van een melding betreffende een situatie waarbij sprake zou zijn van ontoelaatbare uitingen in relatie tot Nazi-Duitsland bij een eenheid van 11 Luchtmobiele Brigade. De onderzoekscommissie had als opdracht de feitelijke toedracht en/of achtergrond van de aangelegenheden waarop de melding zag, te onderzoeken. De onderzoekscommissie heeft een doorzoeking uitgevoerd bij de eenheid die op grond van de verkregen informatie daarvoor in aanmerking kwam. Ook zijn de melder en de andere personen die als betrokkenen konden worden aangemerkt gehoord.
Uiteindelijk heeft de commissie geconcludeerd dat de melding onvoldoende te onderzoeken was, hetgeen mede verband hield met het feit dat de melder zich van verdere medewerking aan het onderzoek onthield en informatie waarover de melder stelde te beschikken, niet heeft willen delen. De commissie heeft bij de doorzoeking van kamers en kasten geen zaken aangetroffen die in verband kunnen worden gebracht met nazisme of verheerlijking daarvan. De commissie heeft op basis van verklaringen wel vastgesteld dat binnen het betrokken onderdeel incidenteel een Hitlergroet is gebracht, maar heeft niet kunnen vaststellen door wie, waar en wanneer dit precies is gebeurd. Dat dit veelvuldig zou gebeuren, krijgt in het onderzoek geen bevestiging.
Hoewel uit het onderzoek niet is gebleken van een inhoudelijke betrokkenheid bij of affiniteit met nationaalsocialistisch gedachtengoed bij het betreffende onderdeel, is het brengen van de Hitlergroet – in welke situatie dan ook – volstrekt onaanvaardbaar. De commandant van het onderdeel zorgt ervoor dat dit in het opleidings- en vormingsprogramma wordt benadrukt.