Arbeidsrecht – BO6886: Bedrijfseconomische redenen

RECHTBANK ALMELO
Sector Kanton

Locatie Enschede

Zaaknummer› : 356.697 (jm)

Beschikking van de kantonrechter d.d. 9 december 2010 in de zaak van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Werkgever]
gevestigd en kantoorhoudende te Enschede
verzoekster
hierna te noemen [Werkgever]
gemachtigde: [A]
advocaat te Arnhem

tegen

[verweerder]
wonende te [woonplaats]
verweerder
hierna te noemen: [verweerder]
gemachtigde: [B]
advocaat te Utrecht

Gezien het op 26 oktober 2010 ter griffie van dit gerecht binnengekomen verzoekschrift strekkende tot ontbinding ex artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst.

Gezien het ingekomen verweerschrift en de overige op het geding betrekking hebbende stukken.

Gelet op hetgeen door en/of namens partijen is verklaard bij de mondelinge behandeling van het verzoek op 24 november 2010, bij welke gelegenheid de gemachtigden van partijen zich hebben bediend van pleitaantekeningen.

Overweegt:

Tussen partijen staat vast dat [verweerder], geboren op 27 juli 1960, bij arbeidsovereenkomst de dato 24 november 2008 per 1 januari 2009 bij [Werkgever] in dienst is getreden als verkoopleider, dat het salaris laatstelijk bedroeg € 7.704,00 bruto exclusief vakantiegeld, dat [verweerder] op of omstreeks 1 oktober 2010 op non-actief is gesteld.

Door [Werkgever] wordt verzocht de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van gewichtige redenen bestaande uit gewijzigde omstandigheden, zonder toekenning van een vergoeding.
Door [Werkgever] wordt daartoe het volgende aangevoerd.
[Werkgever] legt zich toe op het fabriceren en exporteren van artikelen voor warmte- en koeltechniek. Bij de fabricage wordt gebruik gemaakt van laserlastechniek. De bedrijfseconomische situatie heeft zich dusdanig slecht ontwikkeld als gevolg van de economische crisis dat fors ingegrepen moet worden. Personele ingrepen zijn onvermijdelijk en met name de indirecte bezetting is niet in verhouding. In dat kader wenst [Werkgever] dat de arbeidsovereenkomst met [verweerder] ontbonden wordt. Van de 55 fte dienen er 10 (verdeeld over twee ondernemingen) te vervallen. Besloten is de functie van [verweerder] te laten vervallen. [Verweerder] heeft een unieke functie weshalve aan toepassing van het afspiegelingsbeginsel niet toegekomen wordt. Er is geen ruimte voor herplaatsing in een andere functie. De financiële positie van [Werkgever] is dermate slecht dat geen plaats is voor toekenning van een vergoeding.

Door [verweerder] wordt geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek en voor het geval toch ontbonden wordt, wordt verzocht een vergoeding toe te kennen van € 74.882,88 bruto.
Zakelijk weergegeven wordt daartoe het volgende aangevoerd.
Door [Werkgever] is onvoldoende aangetoond dat sprake is van een bedrijfseconomische noodzaak de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te beëindigen. Een beroep op de “habe nichts/wenig “exceptie komt [Werkgever] niet toe.
Het verlies over 2009 is niet alleen een gevolg van de economische crisis maar tevens een gevolg van slecht management en wanbeleid van de directeur en aandeelhouder. [Werkgever] heeft niets ondernomen om hem te herplaatsen binnen de organisatie. [Verweerder] is niet in de gelegenheid gesteld zich dienaangaande te oriënteren. Hij heeft gedurende het dienstverband buitengemeen goed gefunctioneerd en door de arbeidsovereenkomst met hem te beëindigen is [Werkgever] bezig de kip met de gouden eieren te slachten.
Gelet op zijn leeftijd en zijn kansen om in een vergelijkbare functie elders aan de slag te gaan, dreigt hij geconfronteerd te worden met een langdurige periode van werkloosheid en een dramatische terugval in inkomsten.

Naar aanleiding van hetgeen partijen hebben aangevoerd wordt als volgt overwogen.
Het staat [Werkgever] vrij haar organisatie volgens haar wensen in te richten. Door [Werkgever] is voldoende aangetoond dat de huidige financiële slechte situatie bij de totstandkoming van dat besluit een grote rol heeft gespeeld. In dat kader kon [Werkgever] ook besluiten dat de functie van verkoopleider, die bekleed wordt door [verweerder], vervalt. Wel rustte vervolgens op [Werkgever] de plicht te onderzoeken of er binnen de organisatie niet een andere functie door [verweerder] vervuld kon worden. Niet door [Werkgever] is betwist dat [X] per 1 november 2010 als Technical Sales Manager in dienst is getreden van [Werkgever].
Door [Werkgever] had onderzocht moeten worden of [verweerder] die functie wilde vervullen tegen een wellicht lager salaris. Dat is echter niet gebeurd. [verweerder] heeft vrijwillig reeds eerder gedurende een periode tijdens het dienstverband vrijwillig genoegen genomen met een lager salaris dan overeengekomen. Als gevolg van de indiensttreding van [X] is voorts een gedeelte van de besparingen voortvloeiende uit de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met [verweerder], weer door [Werkgever] teniet gedaan.
Gelet daarop wordt het door [Werkgever] gedane beroep op de “habe nichts/wenig”exceptie gepasseerd.
De reorganisatie levert evenwel een gewijzigde omstandigheid op die ontbinding rechtvaardigt.
Gelet op de leeftijd van [verweerder], de relatief korte duur van de arbeidsovereenkomst, zijn langdurig werkzaam zijn in een specialistische marktsector, het gegeven dat bij vonnis in kort geding van heden het concurrentiebeding dat van de arbeidsovereenkomst deel uit maakt, geschorst is tot dat dienaangaande in een bodemprocedure onherroepelijk is beslist, zal de vergoeding conform de kantonrechterformule met C=1,5 vast gesteld worden op
€ 37.441,44 bruto.

Het verzoek houdt geen verband met één van de in artikel 7:685 BW bedoelde opzegverboden.

De proceskosten zullen worden gecompenseerd tenzij [Werkgever] het verzoek tijdig intrekt in welk geval [Werkgever] in de kosten van de procedure aan de zijde van [verweerder] veroordeeld wordt.

Beschikt:

Ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst op grond van gewichtige redenen bestaande uit gewijzigde omstandigheden per 1 januari 2011 tenzij [Werkgever] het verzoek uiterlijk op 30 december 2010 intrekt;

Kent aan [verweerder] in geval van ontbinding ten laste van [Werkgever] per datum ontbinding een vergoeding toe van € 37.441,44 bruto als tegemoetkoming in een elders te verdienen lager inkomen dan wel te ontvangen uitkering krachtens de sociale verzekeringswetgeving en veroordeelt [Werkgever] tot betaling daarvan aan [verweerder];

compenseert de proceskosten des dat iedere partij de eigen kosten draagt tenzij [Werkgever] het verzoek tijdig intrekt in welke geval [Werkgever] wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure aan de zijde van [verweerder] gevallen en begroot op € 400,– wegens het salaris van de gemachtigde.

Wijst af het meer of anders verzochte

Aldus gegeven te Enschede door mr. G. van Eerden, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 december 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.